In het bewaarproces kunnen we verschillende fasen onderscheiden: drogen,
wondhelen, koelen, bewaren en, mogelijk, opwarmen. Het rooien en inschuren moet
voorzichtig gebeuren om beschadigingen (bijvoorbeeld mechanische beschadigingen
en stootblauw) te voorkomen.
Het koelen van de aardappelen kan starten na het drogen en de wondheling. Elk
van deze vijf bestemmingen heeft een specifieke bewaartemperatuur (zie onder).
Een RV van 95 % moet worden nagestreefd om de vochtverliezen van de bewaarde
aardappelen te beperken.
Aardappelen worden bewaard voor vijf (afzet-)markten:
- Aardappelen voor verse consumptie (tafelaardappelen) 4 °C
- Fritesaardappelen 7-9 °C
- Chipsaardappelen 8-10 °C
- Pootaardappelen 3-4 °C
- Zetmeelaardappelen 4 °C
De genoemde temperaturen zijn voor lange bewaring: langer dan enkele maanden.
Aardappelen voor verse consumptie en voor verwerking in frites en chips hebben
kiemremmingsmiddelen nodig om de kieming tijdens de bewaarperiode zoveel
mogelijk te beperken.
Meer informatie: