De voorzitter
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Sofie Joosen (N-VA)
Zoals we allemaal wel weten, worden de belangrijkste regels rond biologische landbouw op het Europese niveau geregeld. Reeds in 2011 kondigde de Commissie aan dat de verordening ter zake zou worden herzien om de Europese biolandbouw ‘future proof’ te maken. Dat was het begin van een wel heel lange en moeizame weg.
We hebben het er hier in de commissie Landbouw ook al wel een aantal keer over gehad. Maar recent gaf het Europees Parlement, met grote meerderheid, goedkeuring aan die herziening van de verordening. De volgende stap is nu de goedkeuring door de Landbouwraad van juni. En dan kan er werk worden gemaakt van het op punt stellen van de meer praktische uitvoering van de wetgeving, de zogenaamde ‘delegated’ en ‘implementing acts’, om dan, zoals gepland, vanaf 1 januari 2021 van toepassing te worden.
Sectororganisaties reageren overwegend positief, al hopen zij dat een aantal onduidelijkheden en hiaten nog worden weggewerkt tijdens die praktische uitwerkingsfase.
Minister, hoe evalueert u de verordening zoals zij is goedgekeurd door het Europees Parlement? Vindt u de aanpassingen die zijn aangebracht aan het oorspronkelijke voorstel van de commissie goed ?
Wat vindt u in het bijzonder van de regeling rond de decertificeringsregels voor pesticidenresiduen en de regeling rond controles? Dat zijn twee thema’s die u zelf aangaf als knelpunten tijdens eerdere besprekingen van de verordeningen hier in de commissie Landbouw.
Hoe ziet u de impact van de regels uit deze verordening op het nieuwe Strategisch plan biologische landbouw 2018-2022, dat dus de laatste twee loopjaren zal vallen onder de nieuwe EU-regels?
De voorzitter
Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege
Mevrouw Joosen, ik dank u voor uw vraag. De totstandkoming van de nieuwe Bioverordening heeft heel wat voeten in de aarde gehad. Het heeft voor- en nadelen. Het was een heel moeilijk akkoord. Het resultaat is dan ook een compromis. Wij, zowel mijn Waalse collega als ikzelf, zijn niet onverdeeld tevreden met het compromis. Maar aan de andere kant is het wel een basis om vooruit te kunnen. Het is beter dat het er nu is dan dat er geen stappen vooruit worden gezet.
Op een aantal punten vond ik het oorspronkelijke voorstel van de commissie eigenlijk veel beter, bijvoorbeeld op het vlak van de residuen. Dat voorstel kwam erop neer om biologische producten niet te erkennen als er pesticiden boven een bepaalde grenswaarde worden gedetecteerd. Dat lag heel dicht bij het systeem zoals we het in Vlaanderen al jarenlang kennen. Maar uiteindelijk heeft dit voorstel het niet gehaald.
Op andere vlakken kan ik me beter vinden in het compromis, bijvoorbeeld op het vlak van de controle. De Commissie stelde een periodieke controle voor, gebaseerd op risico, terwijl ik meer gewonnen ben voor het behoud van een jaarlijkse controle. Maar het is belangrijk om het vertrouwen van de consument in de biologische sector te behouden. Uiteindelijk is er een compromis gevonden waarbij biobedrijven toch nog steeds regelmatig zullen blijven worden gecontroleerd.
Het Strategisch plan bio is een geheel van maatregelen dat de groei van de biosector en van de biologische productie zal bevorderen. Wat zijn de doelstellingen? Meer omschakeling, het voorzien in begeleiding, innovatie, kennisuitwisseling en onderzoek, groei in de bio stimuleren bij verwerkers, foodservices en verkooppunten.
De nieuwe Europese verordening legt de contouren, de regels vast voor de biologische productie. Die nieuwe verordening zal niets veranderen aan de ondersteuning die wij geven aan de omschakeling naar bio en aan de ondersteuning van biolandbouwers. Hetzelfde geldt voor het versterken van de kennis, onderzoek en de ketenwerking. De impact van de nieuwe Europese regels op het strategisch plan zullen dus heel beperkt zijn. We hebben daar natuurlijk al een stuk op geanticipeerd in het plan dat recent is aangenomen.
De voorzitter
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Sofie Joosen (N-VA)
Minister, u haalt terecht aan dat het een lange weg is geweest. Het voorstel heeft uiteraard positieve en negatieve kanten, maar er is uiteindelijk inderdaad ten minste iets, een basis waarop we verder kunnen.
Als ik het goed begrijp, hebt u ook al overleg gehad met uw collega-ministers bevoegd voor de landbouw. Overleg loont de positieve en negatieve kanten van dit compromis. Is er ook een concreet standpunt afgesproken voor de Landbouwraad van juni?
De harmonisering van de declasseringsregels komt er voorlopig niet, tenzij de Europese Commissie na vier jaar zou evalueren dat het toch nodig blijkt. Op dat vlak hebben we geen level playing field kunnen bereiken. Wat is uw standpunt over onze huidige regels? Gaan we die handhaven?
De voorzitter
De heer De Croo heeft het woord.
Herman De Croo (Open Vld)
Als je over biologische landbouw spreekt, dreigt dat stilaan een artikel van geloof te worden. Ik ben daar zelf wel voor.
De heer Vanderjeugd heeft mij gevraagd hem vanochtend te verontschuldigen. In november 2017 had hij de minister gevraagd of we de wereld kunnen voeden, enkel met de biolandbouw. De minister antwoordde pertinent: we moeten kijken hoe we de wereld op een zo duurzaam mogelijke wijze kunnen voeden. Dat is volgens mij het correcte antwoord.
De biolandbouw begint, op een kleinschaligere wijze, de evolutie te kennen van de ‘grote’ landbouw. Ik ken in mijn streek bedrijven met tientallen hectaren biolandbouwgewassen. Maar er zijn ook faillissementen van bioboeren en een derde van de startende biolandbouwbedrijven verdwijnen weer.
Minister, zelf heb ik er niets tegen dat bedrijven gemengd zouden zijn. Ik kan mij wel voorstellen dat bedrijven dat aankunnen en dat het zelfs verrijkend kan zijn voor een producent om ook met bioproducten te werken. Wat denkt u daarover?
In Wallonië is er een veel groter percentage biolandbouwers. Zijn er contacten of uitwisselingen met die sector en zijn er mogelijkheden om daarvan te leren?
Jos De Meyer (CD&V)
Minister, mijn bijkomende vraag sluit daarbij aan: was er ter zake een groot verschil tussen het standpunt van Vlaanderen en van Wallonië?
Minister Joke Schauvliege
Mevrouw Joossen, er is nog geen agenda voor de komende Landbouwraad van juni. Als dit agendapunt wordt behandeld, zullen we een gezamenlijk standpunt voorbereiden. Dat is nog niet gebeurd, maar we stemmen onze standpunten altijd op voorhand goed af.
Wat de verhouding tussen biolandbouw en niet-biolandbouw betreft, hoed ik er mij altijd voor om het ene of het andere model superieur te noemen. Dat is niet zo. De ondernemer moet zelf zijn landbouwmodel kunnen kiezen en vanuit de overheid moeten wij daar neutraal tegenover staan. We hebben actieplannen voor de verschillende soorten landbouw die we ondersteunen. Ook al hebben we een strategisch plan voor de biolandbouw, dit verhindert niet dat we er ook één hebben voor de meer traditionele landbouw. Het klopt dat ik vind dat alle landbouw zo duurzaam mogelijk moet zijn.
Er is inderdaad een verschil als je over de taalgrens gaat kijken: er is daar vooral meer ruimte en meer grond. Als biobedrijf heb je veel grond nodig voor teeltrotaties. In Wallonië heb je dus een ander type van bedrijven. Het verschil in standpunt ten aanzien van Europa had vooral met technische zaken te maken, die ze anders invullen dan wij. Het is niet zo dat er grote knelpunten of meningsverschillen zijn. Ze hebben meer biolandbouw en gaan er een beetje op een andere manier mee om dan wij. Wij vinden het ook belangrijk dat de biolandbouw op kleine schaal ondersteund kan worden. In die schaalgrootte zit vooral het verschil.
De voorzitter
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Sofie Joosen (N-VA)
Minister, ik kijk uit naar het gezamenlijk standpunt dat we zullen brengen op de Landbouwraad van juni.
De declasseringsregels zijn bij ons strenger dan in andere landen. Onze sector vraagt om die ook strenger te houden. Ze zijn daar voorstander van om het vertrouwen in onze eigen bioproductie te behouden. Het is belangrijk om dit mee te nemen in het globale debat. We zitten daarover best aan tafel met de sector zelf.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.