Bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis

Gelet op de Grondwet, artikel 108;
Gelet op de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, artikel 4, artikel 8, eerste lid, 1°, artikel 9, 3° en artikel 15, 1°, gewijzigd bij de wet van 1 maart 2007;
Gelet op de wet van 23 maart 1998 betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, artikel 4, 1° ;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 2016 betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis;
Gelet op het advies van de Raad van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, gegeven op 22 mei 2018;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 13 juli 2018;
Gelet op het overleg tussen de Gewestregeringen en de Federale Overheid van 5 juli 2018;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 5 november 2018;
Gelet op advies 65.024/3 van de Raad van State, gegeven op 24 januari 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Landbouw,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. In artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 25 november 2016 betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 28 maart 2018 en 27 april 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
i) de bepaling onder 14° wordt vervangen als volgt:
« 14° afmestbedrijf: bedrijf, andere dan een vleeskalverhouderij, waar alleen runderen aanwezig zijn met het oog op hun vetmesting en die het beslag verlaten als slachtrund of rechtstreeks worden afgevoerd naar een ander afmestbedrijf of vleeskalverhouderij en waar de verhouding tussen het aantal geboortes en het aantal vrouwelijke dieren kleiner is dan 0,05; »;
ii) dezelfde paragraaf wordt aangevuld met een bepaling onder 33°, luidende :
"33° Fonds: het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, opgericht bij artikel 3 van de wet van 23 maart 1998 betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten. ».
Art. 2. Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende:
« § 4. De tussenkomsten in de analyses in uitvoering van dit besluit zijn ten laste van het Fonds volgens de modaliteiten bepaald door de Minister, na advies van de Raad van het Fonds en binnen de beschikbare begrotingskredieten van het Fonds. ».
Art. 3. Artikel 15, § 1, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de bepalingen onder 5°, luidende:
« 5° zij interpreteren de resultaten van de serologische resultaten volgens de modaliteiten van bijlage III, D. en E., en in voorkomend geval, initiëren en verzekeren zij de opvolging van de bevestigingsprocedure van een niet-negatief resultaat als bedoeld in D.1.b), D.2.c), E.1.b) of E.2.c). ».
Art. 4. In artikel 23, § 3, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 april 2018, wordt het tweede lid vervangen als volgt:
« In afwijking op het eerste lid en tot en met 31 mei 2019 mogen runderen die beschouwd worden als `geïnfecteerd met het BoHV-1' verzameld worden op erkende verzamelcentra, op daartoe specifiek georganiseerde verzamelingen, met het oog op het handelsverkeer.
Indien op deze specifiek georganiseerde verzamelingen ook andere runderen mee verzameld worden, mogen ook deze runderen enkel afgevoerd worden naar, hetzij een afmestbedrijf, hetzij een kalvermesterij, hetzij een slachthuis. ».
Art. 5. In bijlage V van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de bepaling onder 2. wordt vervangen als volgt : « 2. Modaliteiten voor introductie van runder(en) in een I2 gekwalificeerd beslag met derogatie voor de vaccinatie of een I3 gekwalificeerd beslag »;
2° in 2.1. wordt de woorden « I2 met derogatie voor de vaccinatie » ingevoegd tussen de woorden « afkomstig van » en de woorden « I3 of I4 ».
Art. 6. De minister bevoegd voor Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 3 juni 2019.
FILIP
Van Koningswege :
De Minister van Landbouw,
D. DUCARME