De voorzitter
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Sofie Joosen (N-VA)
Het H3N1-virus hield afgelopen lente lelijk huis in de  West-Vlaamse pluimveesector. Heel wat kwekerijen dienden over te gaan  tot het ruimen van hun dieren. De economische schade was groot.
Het  Sanitair Fonds Pluimvee, dat federaal wordt beheerd, zal vergoedingen  uitkeren voor alle kwekers die voldeden aan het door het Federaal  Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV) uitgevaardigde  slachtbevel. Initieel leek het dat deze uitkering niet zou worden  toegestaan door Europa, omdat H3N1 niet op de lijst staat van ziektes  die erkend worden door de Wereldorganisatie voor Diergezondheid (OIE) en  derhalve wordt aanzien als licht pathogeen. Ten slotte werd beslist om  toch een federale uitkering mogelijk te maken voor kwekers die hun  dieren hebben geslacht na het ministeriële slachtingsbevel.
Een  bijkomende problematiek betreft de vergoeding van kwekers die  overgingen tot slachting vóór het ministeriële bevel werd gegeven. In  het kader van het Europese juridische kader voor staatssteun is het  immers niet toegestaan om deze te vergoeden. Zij komen dus wel in  aanmerking voor een vergoeding voor economische leegstand of  herbevolking. De financiering hiervan valt onder de exclusieve  bevoegdheid van de gewesten.
In een gezamenlijke  communicatie met zijn federale collega Ducarme stelde uw voorganger op  11 juni laatstleden het volgende: “De Vlaamse Regering heeft intussen op  mijn voorstel een principeakkoord bereikt om de getroffen  pluimveebedrijven financieel tegemoet te komen voor de economische  schade die ze lijden. Het gaat om een tegemoetkoming voor de vaste  kosten die deze bedrijven blijvend hebben tijdens de leegstandsperiode.  Verder overleg met de Europese Commissie in de komende dagen moet  uitwijzen wat de praktische modaliteiten hiervan zullen zijn.”
Minister,  in hoeverre kan worden voorkomen dat bij een volgende H3N1-uitbraak de  vergoeding van getroffen landbouwers zo moeilijk verloopt? Is er overleg  met de OIE mogelijk inzake de herkwalificatie van het H3N1-virus? 
Hoe  werd uitvoering gegeven aan het voornemen van uw voorganger,  ex-minister Van den Heuvel, om een vergoeding uit te keren aan de  getroffen bedrijven? Werd dit voorstel aanvaard door de Europese  Commissie? 
In hoeverre is deze tegemoetkoming deel  van de bestaande vergoeding voor economische leegstand of herbevolking?  Indien niet, is deze cumuleerbaar?
De voorzitter
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Collega, het is een heel interessante en belangrijke  vraag in een heel moeilijk dossier, om vele redenen. Het vogelgriepvirus  dat verantwoordelijk was voor de voorbije H3N1-besmetting, is  geclassificeerd als een laagpathogeen virus op basis van de  standaardprocedures die zijn afgesproken binnen de Wereldorganisatie  voor Diergezondheid (OIE). Ik heb me er zelf druk over gemaakt dat dat  zo werd geclassificeerd. Ik ben nadien op een dergelijk bedrijf geweest.  Het aantal sterftes was abnormaal hoog bij de besmette dieren.  Dierengezondheid is wat dat luik betreft een federale bevoegdheid, de  federale diensten volgen de besprekingen binnen de OIE op. Een  herziening van de standaardprocedures is wat mij betreft zeker aan de  orde en moet aangebracht worden door de bevoegde federale  landbouwminister Denis Ducarme en de bevoegde federale  overheidsdiensten. Mijn voorgangers hebben de voorbije maanden meermaals  aangedrongen bij de federale collega’s om dit concreet op te nemen  aangezien het hier om een laagpathogeen virus gaat maar met een heel  hoge sterfte. We zijn er dus absoluut nog niet, maar alle steun is  welkom om de federale bevoegde minister te steunen in zijn acties.
De  Vlaamse Regering heeft op 24 mei 2019 principieel een voorontwerp van  besluit goedgekeurd dat voorzag in de toekenning van een  leegstandsvergoeding aan pluimveehouderijen getroffen door het  bevolkingsverbod ingevolge de uitbraak van aviaire influenza. Voormalig  minister Van den Heuvel werd door de Vlaamse Regering gelast om het  ontwerp opnieuw te agenderen als aan twee voorwaarden voldaan zou zijn. 
De  eerste voorwaarde: vanuit Vlaanderen mogen wij binnen het bestaande  kader van Europese staatssteunregels voor de landbouwsector slechts  steun verlenen om de economische gevolgen van een door de federale  overheid verplichte ruiming van getroffen bedrijven te compenseren. Je  moet dus eerst een verplichte ruiming hebben. Om de effecten daarvan te  compenseren, mogen wij steun verlenen. Op het moment van de principiële  goedkeuring was dit ruimingsbevel er nog niet. Het KB dat de ruiming  verplichtte, is op 4 juli 2019 goedgekeurd en op 11 juli 2019 in werking  getreden, waardoor vanaf 11 juli aan deze voorwaarde is voldaan. De  kosten die gepaard gaan met het ruimen zelf, vallen onder het  dierengezondheidsbeleid en wordt door de federale overheid gedragen. Ik  hoop dat dat duidelijk is. Wij kunnen slechts optreden voor de gevolgen.  Vanaf 11 juli was aan de voorwaarden voldaan. Het ruimen is echter  federaal.
De tweede voorwaarde is de goedkeuring van  de diensten van de Europese Commissie van het voorstel van de Vlaamse  Regering wat betreft het correct toepassen van de regels inzake het  verlenen van staatssteun aan de landbouwsector. De Europese Commissie  heeft haar standpunt op 26 augustus 2019 duidelijk gemaakt.
Wat houdt dat standpunt in? Het heeft vier onderdelen.
Ten  eerste: het is niet toegelaten om vergoedingen op basis van  verschillende artikelen van de staatssteunregeling te combineren voor  eenzelfde oorzaak van schade. Wat wil dat zeggen? De vergoeding voor  herbevolking is een toepassing van artikel 14 van de staatssteunregels;  de vergoeding voor leegstand is net als de federale vergoeding voor de  ruiming een toepassing van artikel 26 van dezelfde staatssteunregels. Je  moet er dus een kiezen, je mag geen twee artikelen combineren. 
Ten  tweede: bedrijven die vrijwillig geruimd hebben voor het federale  ruimingsbevel op 11 juli 2019 van kracht werd, kunnen alleen worden  vergoed voor de herbevolking van de stallen met nieuwe dieren. Ik vind  dat zelf lastig, maar we zitten binnen dat Europese kader.
Ten  derde: bedrijven die verplicht geruimd hebben nadat het federale  ruimingsbevel op 11 juli 2019 operationeel werd, kunnen zowel vergoed  worden voor de ruimingskosten, wat federaal geregeld is, als door de  gewesten voor de leegstand van de stallen, aangezien beide vergoedingen  onder hetzelfde artikel van de staatssteunregels vallen. Dat is dus  complex en kan voor sommige bedrijven zeer unfair overkomen omdat je  afhankelijk bent van het ogenblik waarop het federaal beslist is. Als je  vrijwillig iets gedaan hebt, kun je dan niets krijgen. Maar dat is het  kader waarbinnen wij ons bevinden.
Ten vierde: de  Europese Commissie is gebonden aan de staatssteunregels die gemaakt zijn  om een gelijk speelveld te vrijwaren tussen ondernemers in de 28  lidstaten en past die reglementering zeer rigoureus toe. We hebben hier  zeer uitbundig over gesproken met de diensten van de Europese Commissie,  zowel op technisch als op politiek niveau, maar dit is het kader waar  we ons aan moeten houden.
Op basis van deze visie  heeft mijn voorganger aan het Departement Landbouw en Visserij de  opdracht gegeven om de regeling die door de Vlaamse Regering principieel  goedgekeurd was, aan te passen tot een steunregeling voor de  herbevolking van de stallen ten voordele van de getroffen  pluimveehouders die hun stallen vrijwillig ruimden, omdat daar de ruimte  zit voor ons. Op deze manier blijven die bedrijven die niet van de  federale vergoedingsregeling konden genieten, ook niet volledig in de  kou staan indien ze voldoen aan de voorwaarden van de Vlaamse  steunregeling. Het aangepaste ontwerp van besluit werd intussen positief  geadviseerd door onze inspecteur van Financiën en het begrotingsakkoord  werd door ons aangevraagd. Dit dossier zal vervolgens ter goedkeuring  aan de Vlaamse Regering worden voorgelegd.
De voorzitter
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Sofie Joosen (N-VA)
Minister, 82 pluimveebedrijven werden afgelopen lente  getroffen, en de schade voor die getroffen bedrijven is echt enorm. De  sector blijft hier een beetje met een kater achter. Pas op 11 juli 2019  verscheen het koninklijk besluit dat nodig was om in die ruiming met  uitzicht op een vergoeding te voorzien. Heel wat van de getroffen  bedrijven hadden toen eigenlijk hun stallen al leeggemaakt. Ze hadden  dus proactief al een initiatief genomen om het probleem aan te pakken en  werden dan geconfronteerd met het feit dat ze eigenlijk beter gewacht  hadden om op die vergoeding aanspraak te kunnen maken. Dat is toch wel  een raar gegeven. Het merendeel kwam dan ook niet in aanmerking. Dit  stuit in de sector momenteel echt wel op onbegrip over de timing van dat  koninklijk besluit. Ik ben tevreden te vernemen dat er een ontwerp van  besluit voorligt, dat dat aan de Vlaamse Regering overgemaakt wordt, en  dat we toch uitzicht hebben op een mogelijk alternatief om daar een  beetje aan tegemoet te kunnen komen. 
Ik wou nog  vragen of we in de toekomst samen met de federale overheid niet kunnen  bekijken op welke manier we de timing rond die koninklijke besluiten  beter zouden kunnen aanpakken. Het is natuurlijk heel belangrijk om in  de toekomst waakzaam te blijven voor nieuwe uitbraken.
De voorzitter
De heer Ongena heeft het woord.
Tom Ongena (Open Vld)
Ik sluit mij aan bij mijn collega. Ik denk dat we  allemaal hetzelfde gevoel hebben dat bedrijven die hier proactief  geweest zijn door hun bedrijven al op te ruimen en daardoor  waarschijnlijk bijgedragen hebben aan het verhinderen van de verdere  verspreiding van de ziekte, daar nu het slachtoffer van dreigen te  worden. Ik denk dat we dat allemaal aanvoelen als iets zeer  onrechtvaardigs. 
Minister, daarom is het een zeer  goede zaak dat u nu het voornemen hebt om het oorspronkelijke besluit  van mei aan te passen, zodat ook die bedrijven alsnog een vergoeding  zouden kunnen krijgen. Naar men ons vertelt – en u hebt dat toch  gedeeltelijk bevestigd – zou het de bedoeling zijn dat u daarmee nu  vrijdag al naar de ministerraad gaat. Naar men ons ook vertelt, is het  zelfs de bedoeling dat alle dossiers nog voor het jaareinde afgehandeld  zouden worden en zelfs uitbetaald. Dat zou wel enorm goed nieuws zijn.  Daarom wou ik toch eens polsen of dat inderdaad realistisch is, of u het  voornemen hebt om daarover heel snel goedkeuring te krijgen op de  ministerraad en u er zelfs voor zult kunnen zorgen dat de getroffen  bedrijven nog dit jaar hun vergoeding krijgen.
De voorzitter
De heer Pieters heeft het woord.
Leo Pieters (Vlaams Belang)
Voorzitter, als u mij toelaat om even naar de tussenkomst  van mevrouw Talpe te verwijzen: ik wil het kransje van de dames niet  doorbreken, en mijnheer Ongena heeft daar ook niet zo’n probleem mee,  denk ik. We hebben immers een vrouwelijke minister, we hebben een  vrouwelijke kabinetschef, we hebben al een aantal vragen gehad van  vrouwelijke collega’s, ik denk dus niet dat dat het probleem mag zijn. 
Ik  moet de collega’s bijtreden, ook daarin dat de landbouw toch proactief  wil zijn. Die mensen willen ook vooruit. We moeten daarin mee en de  regelingen treffen die nodig zijn. 
Ik wil het iets  verruimen. Als we in zo’n situatie van epidemie of ziekte terechtkomen,  hoe zit het dan met de bevoegdheden of met uw internationale contacten,  minister, waarbij men dan voorkomt dat er uitbreiding komt, waar er ook  samenspraak is en waar er samen opgetreden wordt volgens Europese  standpunten?
De federale overheid heeft – zoals u  aangeeft – een serieuze bevoegdheid ter zake. Hoever gaat de Vlaamse  bevoegdheid? In welke mate bent u bereid om te vechten voor meer  bevoegdheid voor u?
Bart Dochy (CD&V)
Het is belangrijk dat hierover een consensus groeit,  namelijk dat die vergoeding noodzakelijk is. Er zullen effectief  voldoende middelen moeten worden voorzien om die vergoeding te betalen.
Ik  wil ook nog eens wijzen op de warrige communicatie, niet vanuit de  Vlaamse overheid maar vanuit het Federaal Voedselagentschap. Op 9 mei  hebben zij het bericht verspreid dat er opgeruimd en vergoed zou worden,  terwijl sommigen – zoals u suggereerde, mijnheer Ongena – hun  verantwoordelijkheid genomen hebben in het belang van de sector, in  functie van het wegnemen van de virulentie van die dieren, op eigen  kosten. Zij zouden nu het slachtoffer daarvan worden. 
Hoever gaat die terugwerkende kracht? Is dat 11 juli of de eerste communicatie op 9 mei? Dat lijkt me zeer relevant.
Als  de vergoeding uit het Sanitair Fonds komt – dat mogen we niet vergeten –  is dat geld uit de sector zelf. Het zijn door de overheid beheerde  middelen van de sector die onder Europese regelgeving vallen. Dat is  effectief geld van de sector. Er was blijkbaar al een afspraak onder de  verschillende sanitaire fondsen van de diersoorten om eventueel leningen  van elkaar aan te gaan om die tegemoetkoming te kunnen doen. Maar we  moeten uitleggen aan de landbouwers die bijdragen aan een sanitair  fonds, dat hun gespaard geld niet kan worden gebruikt om hun eigen  probleem op te lossen op dat moment. 
Ik weet het:  dat zijn federale aangelegenheden. Toch is het niet onbelangrijk dat wij  vanuit Vlaanderen aandringen op een verstandige oplossing. Laat ons  eerlijk zijn: uiteindelijk heeft de federale overheid veel te lang  getalmd om de juiste beslissing te nemen.
Dan is er  nog de discussie over laagpathogeen tegenover hoogpathogeen. U weet dat  dat geen federale aangelegenheid is maar een Europese. Laagpathogeen  versus hoogpathogeen heeft ook te maken met de leeftijd van de getroffen  dieren. Hier waren het eerder de oudere dieren; de jongere dieren  worden eerder door hoogpathogene virussen getroffen. 
Uiteindelijk  is dan de zinloze discussie ontstaan over de verspreiding, terwijl  iedereen in de sector weet dat dit gebeurt via de wind en niet via  fysieke overdracht of door het betreden van de stallen. Iedereen ziet in  de praktijk dat het via de wind gebeurd is, maar toch wordt dat verder  in vraag gesteld, ook door de studiebureaus die zich daarmee  bezighouden.
Minister, vooral belangrijk is het  engagement – ik denk dat het gedragen wordt in deze commissie – om naar  een zo goed mogelijke oplossing te zoeken en een eerlijke vergoeding uit  te werken voor de mensen die getroffen zijn. Ik wil een oproep doen om  toch nog even te proberen om met de federale overheid te overleggen om  daar ook de middelen die beschikbaar zijn van de sector maximaal in te  zetten om in combinatie met de Vlaamse engagementen een goede vergoeding  te krijgen voor die bedrijven. Een aantal bedrijven krijgt het daardoor  vandaag financieel lastig. 
Minister Hilde Crevits
Collega’s, ik deel de lichte frustratie die in dit dossier bestaat, en ik druk me dan heel voorzichtig uit. 
Op  het moment dat het virus uitbrak, is er heel veel discussie geweest  over – ik zeg het uit mijn hoofd – de impact en of het überhaupt onder  bepaalde regels zou kunnen vallen. 
Het is eigenlijk  laagpathogeen. Ik was bij een koppel thuis, en die vonden dat te simpel.  De schade was enorm voor die mensen. Door die categorisering geraken ze  plots in een situatie waarin ze miljoenen euro’s investeringen – het  gaat echt over miljoenen in de pluimveesector – dreigen te verliezen.  Dat zijn vaak jonge mensen. Het is hun levenswerk. Ik vind dat een heel  vervelende zaak. 
Het eerste punt stond ook in de  vraag van collega Joosen, en ik heb dat gevraagd aan de betrokken  diensten. Het is nu een heel rigide kader waarin zo’n virus  geclassificeerd wordt. We zouden dat wat soepeler moeten maken  afhankelijk van de effecten ervan. Maar dat ligt bij de  Wereldorganisatie voor Dierengezondheid, en wie moet daar druk op de  ketel zetten? Door onze bevoegdheidsverdeling is dat de federale  minister. We zijn dus afhankelijk van hem.
En ik kan  ook wel proberen onze kanalen aan te spreken. Zo hebben we in de  diplomatie ook mensen die daaraan kunnen werken, maar hij zit wel aan  het stuur. Je kunt dus proberen om daar omkaderend veel aan te doen. En  maak u geen zorgen: u hoort aan mijn intonatie vast wel dat ik dit  absoluut niet leuk vind. Het zou moeten worden aangepast. We zullen ons  daar dus zeker voor inzetten, maar de bevoegdheidsverdeling is wat ze  is. 
Twee, sinds 9 mei 2019 – de voorzitter heeft mij het eerste  artikel gegeven – zijn wij in overleg met het federale niveau en hebben  we gevraagd om het ruimingsbevel in te stellen. Sinds 9 mei. Het is er  pas gekomen op 11 juli. Dat is gewoon frustrerend laat. Het had er  vroeger kunnen zijn, maar ik ben hierin niet aan zet en toen was ik  trouwens helemaal nog niet aan zet. Het is op 11 juli gebeurd. Ik heb  een overleg aangevraagd met de federale collega’s. We moeten echt  uitzoeken hoe we ervoor kunnen zorgen dat er hierin, indien nodig,  korter op de bal wordt gespeeld, want een paar weken kunnen een enorm  verschil maken voor hen die effectief vrijwillig ruimen. Dat is dus een  lastig punt. Mijn voorganger heeft daar heel veel druk op gezet.  
Nogmaals, het was niet mijn bevoegdheid en ik was op dat moment  ook ontslagnemend minister, maar het heeft mij echt getroffen hoe  landbouwers in hun voortbestaan eigenlijk afhankelijk zijn van zaken  waarop ze weinig of zelfs geen vat hebben. Dat is dus ook lastig. De  datum is 11 juli. En dat is niet met terugwerkende kracht, voorzitter.  Het gaat dan in op 11 juli. Zo werkt het. 
Collega Ongena, u vraagt of het dossier vrijdag kan worden  geagendeerd. Graag. En als u kunt helpen om daarin een duwtje te geven,  dan doet u dat maar. Ik heb het begrotingsakkoord nog niet. De termijn  verstrijkt vandaag. Na vandaag zou ik dus nog kunnen agenderen, maar u  weet dat wij op dinsdag agenderen. Voor hoogdringende dossiers kan dat  nog op donderdag. Ik zal met de collega’s bekijken of het donderdag nog  kan. Als we het vrijdag nog kunnen behandelen, graag. In het andere  geval zal het de vrijdag nadien gebeuren. Ons departement is bezig met  het dossier. 
Wat de afhandeling betreft: ik denk niet dat onze administratie  een slechte reputatie heeft op het vlak van het afhandelen van  dossiers. Zodra het licht op groen staat, kunnen we dat ook snel en  efficiënt doen. 
Collega Pieters, het federale niveau is bevoegd voor  dierengezondheid en ook voor het in gang steken van de officiële  procedure. Ik probeer weliswaar wat te vermageren, maar ik zal toch  proberen mijn gewicht in de schaal te leggen en voldoende te wegen op  het dossier. Om de bevoegdheden te wijzigen, is er bijna een  staatshervorming nodig. Ik zie u al enthousiast knikken, daarom zei ik  het ook. In de eerste plaats moeten we echter proberen intens en goed  samen te werken, want in de toekomst zou ik die onzekere periode toch  willen vermijden. We proberen ook een goede relatie op te bouwen met het  federale niveau, maar dat is niet altijd even evident. 
Voorzitter, ik heb ook geantwoord op uw vraag wat de  inwerkingtreding betreft. We zijn op dat vlak dus gebonden aan 11 juli.  Voor mij is het nu van belang dat we, los van de frustratie, proberen  het best mogelijke besluit te nemen binnen het Europese kader en dat we  proberen zo efficiënt en zo snel mogelijk de mensen toch nog de  vergoeding te geven die we kunnen geven. 
Sofie Joosen (N-VA)
Minister, ik ben heel tevreden dat Vlaanderen hierin het  voortouw zal nemen en op zoek gaat naar alternatieven. We kijken uit  naar de aanpassing van het oorspronkelijke ontwerpbesluit. Het zou zeer  hoopvol nieuws zijn voor de sector als we snel uitsluitsel kunnen geven  aan die getroffen bedrijven. 
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.