Akkerbouw
Algemeen
Dieren
Economie
Markten
Mechanisatie
Milieu
Politiek
Tuinbouw
Veehouderij
Voeding
Inloggen
 
 
 
Klik hier om u te registreren en te abonneren
(72,60 euro per jaar)
 
Wachtwoord vergeten
Volgend artikelVolgend Artikel

 23 feb 2021 10:46 

Subsidiëring van praktijkcentra in plantaardige productie


Dit besluit is gebaseerd op:
- het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid, artikel 9, eerste lid, 2°, en 4°, artikel 9, tweede lid, en artikel 28.
Vormvereisten
De volgende vormvereisten zijn vervuld:
- De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 17 december 2020.
- De Raad van State heeft advies 68.567/3 gegeven op 18 januari 2021, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
Juridisch kader
Dit besluit sluit aan bij de volgende regelgeving:
- de verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard.
Initiatiefnemer
Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Economie, Innovatie, Werk, Sociale economie en Landbouw.
Na beraadslaging,
DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:
HOODSTUK 1. - Definities
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
1° bevoegde entiteit: het Departement Landbouw en Visserij van het Vlaams Ministerie van Landbouw en Visserij, vermeld in artikel 26, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;
2° minister: de minister, vermeld in artikel 2, 6°, van het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid;
3° praktijkcentra: de praktijkcentra die deelnemen aan een samenwerkingsverband in het wetenschappelijk en praktijkgericht onderzoek over de plantaardige sector dat erkend is conform het besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2017 houdende de erkenning van samenwerkingsverbanden in het wetenschappelijk en praktijkgericht onderzoek over de sectoren en de activiteiten, vermeld in artikel 3 van het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid;
4° verordening (EU) nr. 702/2014: de verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard, gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie L 193/1 van 1 juli 2014.
HOODSTUK 2. - Subsidiëring van praktijkcentra
Afdeling 1. - Activiteiten en kosten
Art. 2. Binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten kan de minister onder de voorwaarden, vermeld in dit besluit en de uitvoeringsbepalingen ervan, een jaarlijkse subsidie toekennen aan de praktijkcentra.
Art. 3. De volgende activiteiten komen in aanmerking voor subsidiëring:
1° de resultaten van het toegepaste landbouwkundige onderzoek onder praktijkomstandigheden uittesten en demonstreren;
2° de toepassingsmogelijkheden van nieuwe technieken en teeltmethodes, en de verbetering van bestaande technieken en teeltmethodes onder praktijkomstandigheden nagaan en demonstreren;
3° kennis ontsluiten die ertoe bijdraagt dat:
a) nieuwe en bestaande teelten met het oog op een duurzame productie worden bevorderd;
b) de kwaliteit van de producten verbetert;
c) het economische rendement van de bedrijven verbetert;
d) de reconversie- of diversificatiemogelijkheden worden vergroot;
4° de resultaten van het toegepaste onderzoek en van de ontwikkeling van toepassingen verspreiden;
5° voorlichting geven over de teelttechnische en economische aspecten van de productiesector;
6° de principes van geïntegreerde gewasbescherming ontwikkelen en uitdragen;
7° praktijkproeven uitvoeren verspreid over het Vlaamse Gewest en, in voorkomend geval, op demoplatformen die de bevoegde entiteit organiseert.
De activiteiten, vermeld in het eerste lid, kunnen ook betrekking hebben op de bewaring en kwaliteit van plantaardige producten en op de biologische land- en tuinbouw en ze bestrijken alle belangrijke productieregio's in het Vlaamse Gewest.
De minister kan aanvullende voorwaarden bepalen waaraan de activiteiten, vermeld in het eerste lid, moeten voldoen.
Art. 4. De subsidies, vermeld in artikel 2 van dit besluit, kunnen alleen aangewend worden voor de kosten, vermeld in artikel 21, lid 3, a), en artikel 31, lid 6, a), b), d) en e), van verordening (EU) nr. 702/2014.
Afdeling 2. - Teeltgroepen
Art. 5. Voor de toepassing van dit besluit worden de volgende teeltgroepen onderscheiden:
1° akkerbouw;
2° groenten;
3° fruit;
4° sierteelt.
Afdeling 3. - Vijfjarenplannen
Art. 6. De praktijkcentra stemmen hun onderzoeks- en voorlichtingsactiviteiten globaal op elkaar af en maken in onderling overleg één globaal vijfjarenplan op per teeltgroep, vermeld in artikel 5.
De praktijkcentra dienen de vier vijfjarenplannen, vermeld in het eerste lid, in bij de bevoegde entiteit. De bevoegde entiteit legt ze samen met haar advies ter goedkeuring voor aan de minister. De goedkeuring van de vijfjarenplannen houdt geen automatische toekenning in van de jaarlijkse subsidies, vermeld in artikel 2, gedurende de looptijd van de vijfjarenplannen.
De vijfjarenplannen, vermeld in het eerste lid, bevatten de volgende elementen:
1° de doelstelling;
2° een inhoudelijk plan;
3° een financieel plan;
4° de bijdrage tot de beleidsprioriteiten, bepaald door de minister.
De minister kan nadere regels bepalen over de elementen, vermeld in het derde lid, kan bijkomende elementen verplicht stellen en bepaalt de termijn en de wijze van indiening van de vijfjarenplannen.
Afdeling 4. - Jaarplannen
Art. 7. De praktijkcentra stemmen hun jaarlijkse onderzoeks- en voorlichtingsactiviteiten op elkaar af en zetten de vijfjarenplannen, vermeld in artikel 6, jaarlijks in onderling overleg om in één concreet jaarplan per teelgroep, vermeld in artikel 5.
Art. 8. Om voor subsidiëring in aanmerking te komen, dienen de praktijkcentra de vier jaarplannen, vermeld in artikel 7, voor het komende kalenderjaar in bij de bevoegde entiteit. De bevoegde entiteit legt ze samen met haar advies ter goedkeuring voor aan de minister.
De minister bepaalt de termijn en de wijze van indiening van de jaarplannen.
Art. 9. De jaarplannen, vermeld in artikel 7, bevatten per praktijkcentrum de volgende elementen:
1° de activiteiten waarvoor een subsidie wordt aangevraagd;
2° de bijdrage van elke activiteit tot de beleidsprioriteiten, bepaald door de minister;
3° een gedetailleerde begroting waarin een overzicht wordt gegeven van alle geraamde kosten en inkomsten voor de activiteiten waarvoor de subsidie aangevraagd wordt.
Bij de praktijkcentra die voor de uitvoering van de activiteiten structureel samenwerken met andere partners, worden die partners opgenomen in het jaarplan en worden de activiteiten en de begroting, vermeld in het eerste lid, opgedeeld per partner. Het coördinerende praktijkcentrum is verantwoordelijk voor de uitvoering van alle activiteiten en is het aanspreekpunt voor de subsidiërende overheid.
De minister kan nadere regels bepalen over de elementen, vermeld in het eerste lid, en kan bijkomende elementen verplicht stellen.
Afdeling 5. - Toekenning van de subsidie
Art. 10. De subsidies, vermeld in artikel 2, worden jaarlijks bij ministerieel besluit aan de praktijkcentra toegekend.
De minister verdeelt het totale beschikbare budget procentueel over de teeltgroepen, vermeld in artikel 5, op basis van het economische belang van de teeltgroep in het Vlaamse Gewest. De percentages worden vastgelegd op het moment van de goedkeuring van de vijfjarenplannen en worden dus vijfjaarlijks herzien.
De bevoegde entiteit berekent het economische belang van de teeltgroepen op basis van de eindproductiewaarden per teeltgroep en de omvang van de doelgroep.
In de toekenningsbeslissing, vermeld in het eerste lid, bepaalt de minister al de volgende elementen:
1° de activiteiten waarvoor de subsidie wordt toegekend;
2° het maximale subsidiebedrag dat voor die activiteiten kan worden toegekend;
3° de kosten die al dan niet in rekening mogen worden gebracht bij de verantwoording van de subsidie.
Naast de elementen, vermeld in het derde lid, kan de minister in de toekenningsbeslissing, vermeld in het eerste lid, de volgende elementen bepalen:
1° nadere regels over de voorwaarden, vermeld in dit besluit en de uitvoeringsbepalingen ervan;
2° aanvullende subsidievoorwaarden;
3° de beperking van het subsidiebedrag tot een bepaald percentage van de kosten die in aanmerking komen.
Afdeling 6. - Sectorbijdrage
Art. 11. § 1. Om in aanmerking te komen voor de subsidies, vermeld in artikel 2, toont elk praktijkcentrum aan dat het een bedrag van ten minste 75% van het subsidiebedrag genereert via bijdragen uit de sector in kwestie.
§ 2. In paragraaf 1 wordt verstaan onder bijdragen uit de sector: de bijdragen die de volgende actoren betalen aan het praktijkcentrum:
1° de bedrijven, de verenigingen en de personen die actief zijn in de toelevering, productie, afzet, verwerking of commercialisatie voor een of meer sectoren van de land- en tuinbouw;
2° de beroepsorganisaties;
3° de provincies.
De bijdragen, vermeld in het eerste lid, worden gebruikt voor activiteiten in een open kennissysteem, dat voor elke producent op dezelfde wijze en op elk moment toegankelijk is. De provinciale bijdrage kan maximaal de helft van de vereiste sectorbijdrage bedragen.
De minister kan bepalen dat de bijdrage een andere vorm dan een geldelijke betaling kan aannemen.
Afdeling 7. - Staatssteun
Art. 12. De subsidies, vermeld in artikel 2 van dit besluit, worden verleend onder de voorwaarden, vermeld in artikel 21 en 31 van verordening (EU) nr. 702/2014.
De subsidies voldoen aan alle voorwaarden, vermeld in hoofdstuk I en hoofdstuk II van de voormelde verordening, inzonderheid aan de volgende voorwaarden:
1° de steun wordt verstrekt aan kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (kmo's) als vermeld in artikel 1, lid 1, a), van de voormelde verordening;
2° bedrijven waartegen een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Commissie waarin steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard als vermeld in artikel 1, lid 5, van de voormelde verordening, komen niet in aanmerking voor de steun;
3° bedrijven in moeilijkheden als vermeld in artikel 1, lid 6, van de voormelde verordening, komen niet in aanmerking voor de steun;
4° de steun is transparant als vermeld in artikel 5, lid 2, a), van de voormelde verordening, en heeft een stimulerend effect als vermeld in artikel 6 van de voormelde verordening.
De praktijkcentra maken conform artikel 31, lid 4, van de voormelde verordening de resultaten van de gesubsidieerde activiteiten beschikbaar op het internet op het moment van rapportering, of vanaf de datum waarop informatie over de resultaten aan leden van specifieke organisaties wordt gegeven, afhankelijk van wat als eerste plaatsvindt. De resultaten blijven op het internet beschikbaar gedurende ten minste vijf jaar vanaf de einddatum van het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft.
Afdeling 8. - Uitbetaling van de subsidie en verantwoording
Art. 13. De praktijkcentra maken in onderling overleg per teeltgroep, vermeld in artikel 5, een functionele verantwoording op van de subsidies, vermeld in artikel 2, waarbij wordt aangetoond dat, of in welke mate, de activiteiten waarvoor de subsidies zijn toegekend, gerealiseerd zijn. Die functionele verantwoording bestaat minstens uit de volgende elementen:
1° een activiteitenverslag;
2° een evaluatie;
3° een rapportage over al de volgende prestatie-indicatoren:
a) de mate waarin onderzoek, praktijk en beleid op elkaar afgestemd worden;
b) de mate van bijdrage aan kennisverspreiding binnen de Vlaamse landbouw rond beleidsrelevante thema's;
c) de realisatie van onderlinge synergie en synergie met de belangrijkste onderzoekpartners in het Vlaamse Gewest;
d) de mate waarin kennis verankerd en versterkt wordt binnen de praktijkcentra.
De bevoegde entiteit omschrijft de prestatie-indicatoren, vermeld in het eerste lid, 3°, nader.
Art. 14. De praktijkcentra maken elk afzonderlijk een financiële verantwoording op van de subsidies, vermeld in artikel 2, waarbij wordt aangetoond welke kosten zijn gemaakt om de activiteiten waarvoor de subsidies zijn toegekend, te realiseren, en welke opbrengsten in het kader van die activiteiten zijn verworven, uit de activiteiten zelf of uit andere bronnen. Die financiële verantwoording bestaat uit al de volgende elementen:
1° een resultatenrekening waarin alle kosten en opbrengsten uit de gesubsidieerde periode zijn opgenomen voor de gesubsidieerde activiteiten. Eventuele bijkomende subsidies van de Vlaamse overheid of andere overheden voor dezelfde activiteiten worden ook in die resultatenrekening opgenomen;
2° de verantwoordingsstukken.
Uit de financiële verantwoording, vermeld in het eerste lid, blijkt hoeveel de sectorbijdrage bedraagt.
Art. 15. De praktijkcentra maken in onderling overleg per teeltgroep, vermeld in artikel 5, een vijfjaarlijkse kwalitatieve evaluatie op van de volgende indicatoren:
1° de mate van de samenwerking tussen de praktijkcentra en van de samenwerking van de praktijkcentra met de belangrijkste onderzoekpartners in Vlaanderen;
2° de realisatie van kennisdoorstroming naar de landbouwer;
3° de impact in de praktijk met oog voor de toepassing van innovatie op de landbouwbedrijven;
4° de waardering van stakeholders voor de belangrijkste output.
De bevoegde entiteit omschrijft de prestatie-indicatoren, vermeld in het eerste lid, nader.
De minister bepaalt de termijn en de wijze van indiening van de evaluatie.
Art. 16. De bevoegde entiteit kan aanvullende documenten opvragen die nodig zijn om de verantwoorde subsidie definitief vast te stellen.
Art. 17. De subsidies, vermeld in artikel 2, worden op de volgende wijze uitbetaald:
1° een eerste schijf van 75% na de goedkeuring van het jaarplan, de ondertekening van het jaarlijkse subsidiebesluit en de indiening van een ondertekende schuldvordering;
2° een tweede schijf, die maximaal de resterende 25% omvat, na de indiening bij en de beoordeling door de bevoegde entiteit van de volgende documenten:
a) een ondertekende schuldvordering;
b) de functionele verantwoording, vermeld in artikel 13;
c) de financiële verantwoording, vermeld in artikel 14.
De subsidies, vermeld in artikel 2, worden aan elk praktijkcentrum afzonderlijk uitbetaald. Als het praktijkcentrum samenwerkt met andere partners, kan het praktijkcentrum de subsidie of een deel ervan doorgeven aan die partners, zoals vermeld in het jaarplan.
De minister bepaalt de termijn en de wijze van indiening van de documenten, vermeld in het eerste lid.
Afdeling 9. - Aanvullende voorwaarden
Art. 18. Kosten waarvoor met toepassing van andere regelingen van de Vlaamse overheid of andere overheden subsidies worden ontvangen, komen niet in aanmerking voor de toekenning van subsidies op grond van dit besluit als dat ertoe leidt dat die kosten dubbel worden gesubsidieerd.
Art. 19. Reservevorming met de subsidies, vermeld in artikel 2, wordt niet aanvaard.
Art. 20. Het logo dat de bevoegde entiteit ter beschikking stelt, wordt vermeld in alle communicatievormen over de activiteiten, vermeld in dit besluit.
De praktijkcentra kunnen een uitzondering op de verplichting, vermeld in het eerste lid, verkrijgen als het daarvoor bij de bevoegde entiteit voorafgaandelijk schriftelijk of elektronisch een gemotiveerde aanvraag indient. De bevoegde entiteit keurt de uitzondering schriftelijk of elektronisch goed.
Art. 21. De Vlaamse overheid mag, zonder dat ze eventuele kosten moet betalen of aan andere verplichtingen moet voldoen, gebruikmaken van de resultaten die worden gerealiseerd in het kader van de activiteiten die conform dit besluit worden gesubsidieerd.
Afdeling 10. - Toezicht en controle
Art. 22. De personeelsleden van de bevoegde entiteit kunnen de voortgang van de realisatie van de gesubsidieerde activiteiten controleren tijdens overlegmomenten.
De praktijkcentra bereiden de overlegmomenten, vermeld in het eerste lid, voor en staven ze met de nodige documenten.
Art. 23. De personeelsleden van de bevoegde entiteit kunnen administratieve controles en controles ter plaatse uitoefenen op de aanwending van de subsidies, vermeld in artikel 2.
HOODSTUK 3. - Coördinatiecomités
Art. 24. Voor iedere teeltgroep, vermeld in artikel 5, wordt een coördinatiecomité opgericht om de onderzoeks- en voorlichtingsactiviteiten van de deelnemende praktijkcentra op elkaar af te stemmen.
Een vertegenwoordiger van de bevoegde entiteit verzorgt het secretariaat van het coördinatiecomité.
Elk coördinatiecomité stelt een huishoudelijk reglement op dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de bevoegde entiteit. In het huishoudelijk reglement wordt het traject opgenomen ter voorbereiding van de vijfjarenplannen en de jaarplannen.
De bevoegde entiteit kan een modelformulier ter beschikking stellen om het huishoudelijk reglement op te stellen.
HOODSTUK 4. - Wijzigingsbepalingen
Art. 25. In artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2014 houdende de toepassing van geïntegreerde gewasbescherming door professionele gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen wordt het derde lid vervangen door wat volgt:
"In het tweede lid wordt verstaan onder praktijkcentrum: een praktijkcentrum dat deelneemt aan een samenwerkingsverband wetenschappelijk en praktijkgericht onderzoek over de plantaardige sector dat erkend is conform het besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2017 houdende de erkenning van samenwerkingsverbanden in het wetenschappelijk en praktijkgericht onderzoek over de sectoren en de activiteiten, vermeld in artikel 3 van het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid.".
Art. 26. In artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 oktober 2015 betreffende het subsidiëren van operationele groepen inzake het Europees Partnerschap voor Innovatie - netwerk voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw wordt het tweede lid vervangen door wat volgt:
"In het eerste lid, 5°, wordt verstaan onder praktijkcentra: de praktijkcentra die deelnemen aan een samenwerkingsverband wetenschappelijk en praktijkgericht onderzoek over de plantaardige sector dat erkend is conform het besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2017 houdende de erkenning van samenwerkingsverbanden in het wetenschappelijk en praktijkgericht onderzoek over de sectoren en de activiteiten, vermeld in artikel 3 van het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid.".
HOODSTUK 5. - Slotbepalingen
Art. 27. Het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004 betreffende de toekenning van facultatieve subsidies aan Praktijkcentra actief in de voorlichting en ontwikkeling van Land- en Tuinbouw, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 september 2010, wordt opgeheven.
Art. 28. Het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004 betreffende de toekenning van facultatieve subsidies aan Praktijkcentra actief in de voorlichting en ontwikkeling van Land- en Tuinbouw, zoals van kracht op de dag voor de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, blijft van toepassing op de werkingssubsidies die zijn toegekend conform het voormelde besluit voor de inwerkingtreding van dit besluit.
In afwijking van artikel 6 van dit besluit moeten de praktijkcentra die een vijfjarenplan 2020-2024 ingediend hebben conform het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004 betreffende de toekenning van facultatieve subsidies aan Praktijkcentra actief in de voorlichting en ontwikkeling van Land- en Tuinbouw, zoals van kracht op de dag voor de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, dat is goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 20 december 2019, pas een nieuw vijfjarenplan conform de bepalingen van dit besluit indienen voor de periode 2026-2030.
Art. 29. De Vlaamse minister, bevoegd voor de landbouw en de zeevisserij, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 12 februari 2021.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
J. JAMBON
De Vlaamse minister van Economie, Innovatie, Werk, Sociale economie en Landbouw,
H. CREVITS

Ministerieel besluit tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 februari 2021 tot subsidiëring van praktijkcentra die actief zijn in het onderzoek, de voorlichting en de ontwikkeling van de plantaardige productie



Rechtsgronden
Dit besluit is gebaseerd op:
- het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid, artikel 9, eerste lid, 2°, en 4°, artikel 9, tweede lid, en artikel 28;
- het besluit van de Vlaamse Regering van 12 februari 2021 tot subsidiëring van praktijkcentra die actief zijn in het onderzoek, de voorlichting en de ontwikkeling van de plantaardige productie, artikel 6, derde lid, 4°, artikel 6, vierde lid, artikel 8, tweede lid, artikel 9, eerste lid, 2°, artikel 9, derde lid, artikel 10, tweede lid, artikel 15 derde lid, en artikel 17, derde lid.
Vormvereisten
De volgende vormvereisten zijn vervuld:
- De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 30 november 2020.
- Er is op 21 december 2020 bij de Raad van State een aanvraag ingediend voor een advies binnen 30 dagen, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. Het advies is niet meegedeeld binnen die termijn. Daarom wordt artikel 84, § 4, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, toegepast.
Juridisch kader
Dit besluit sluit aan bij de volgende regelgeving:
- de verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard.
DE VLAAMSE MINISTER VAN ECONOMIE, INNOVATIE, WERK, SOCIALE ECONOMIE EN LANDBOUW BESLUIT:
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder besluit van 12 februari 2021: het besluit van de Vlaamse Regering van 12 februari 2021 tot subsidiëring van praktijkcentra die actief zijn in het onderzoek, de voorlichting en de ontwikkeling van de plantaardige productie.
Art. 2. De beleidsprioriteiten, vermeld in artikel 6 en 9 van het besluit van 12 februari 2021, die in aanmerking komen zijn de volgende:
1° geïntegreerde gewasbescherming;
2° klimaat (mitigatie en adaptatie) en duurzaamheid;
3° voeding en gezondheid;
4° bodemkwaliteit;
5° circulaire landbouw en duurzaam grondstoffenbeheer;
6° landbouw als economische sector;
7° data en digitalisering;
8° smart farming;
9° water.
Art. 3. De vijfjarenplannen, vermeld in artikel 6 van het besluit van 12 februari 2021, worden door de praktijkcentra die betrokken zijn bij het vijfjarenplan in kwestie, op elektronische wijze ingediend bij de bevoegde entiteit uiterlijk op 30 juni van het jaar vóór het eerste jaar van de periode van vijf jaar in kwestie.
De bevoegde entiteit kan voor de opmaak van de vijfjarenplannen een modelformulier ter beschikking stellen.
Art. 4. De jaarplannen, vermeld in artikel 7 van het besluit van 12 februari 2021, worden door de praktijkcentra die betrokken zijn bij het jaarplan in kwestie, op elektronische wijze ingediend bij de bevoegde entiteit uiterlijk op 15 december van het jaar vóór het kalenderjaar in kwestie.
De bevoegde entiteit kan voor de opmaak van de jaarplannen een modelformulier ter beschikking stellen.
Art. 5. Het totale beschikbare budget wordt ter uitvoering van artikel 10 van het het besluit van 12 februari 2021 op de volgende wijze verdeeld:
1° akkerbouw: 22,79 %;
2° groenten: 36,15 %;
3° fruit: 18,95 %;
4° sierteelt: 22,12 %.
Art. 6. De evaluatie van de indicatoren, vermeld in artikel 15 van het besluit van 12 februari 2021, wordt door de praktijkcentra die betrokken zijn bij de rapportering in kwestie, op elektronische wijze bij de bevoegde entiteit ingediend uiterlijk op de laatste dag van het vierde jaar van de periode van vijf jaar in kwestie.
Art. 7. De schuldvordering, vermeld in artikel 17, eerste lid, 1°, van het besluit van 12 februari 2021, wordt door elk praktijkcentrum afzonderlijk ingediend bij de bevoegde entiteit op elektronische wijze.
Art. 8. De functionele verantwoording, vermeld in artikel 13 van het besluit van 12 februari 2021, wordt door de betrokken praktijkcentra uiterlijk op 30 april van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarvoor de subsidie is toegekend, op elektronische wijze ingediend bij de bevoegde entiteit.
Art. 9. De financiële verantwoording, vermeld in artikel 14 van het besluit van 12 februari 2021, wordt samen met een ondertekende schuldvordering door elk praktijkcentrum afzonderlijk uiterlijk op 30 april van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarvoor de subsidie is toegekend, op elektronische wijze ingediend bij de bevoegde entiteit.
Art. 10. De bevoegde entiteit kan een modelformulier ter beschikking stellen voor de opmaak van de functionele en financiële verantwoording, vermeld in artikel 13 en 14 van het besluit van 12 februari 2021.
Art. 11. In afwijking van artikel 4 mogen de jaarplannen voor het kalenderjaar 2021 uiterlijk op 15 maart 2021 ingediend worden.
Brussel, 12 februari 2021.
De Vlaamse minister van Economie, Innovatie, Werk, Sociale economie en Landbouw,
H. CREVITS



  Nieuwsflash
 
Milieuaansprakelijkheid mbt het voorkomen en herstellen van milieuschade Lees meer
 
 
Versoepelingen boetesysteem Mestdecreet Lees meer
 
 
Stikstofdecreet en de omgevingsvergunningen Lees meer
 
 
Overstroming van 5 - 22 november 2023 erkend als ramp: indienen vanaf 19/4/2024Lees meer
 
 
Gefractioneerde bemesting in aardappelen Lees meer
 
 
‘Na 10 jaar eindelijk doorbraak voor toelating kunstmestvervangersLees meer
 
 
Steeds minder antibiotica verstrekt via gemedicineerde voeders Lees meer
 
 
Groen licht voor proefstalregeling en meer rechtszekerheid voor ammoniak reducerende techniekenLees meer
 
 
Tweede prognose van de landbouweconomische rekeningen van 2023 Lees meer
 
 
PFAS in het Vlaamse drinkwater Lees meer
 
 
Landbouwconjunctuur licht verbeterd ondanks natte weersomstandigheden Lees meer
 
 
Uiterste indieningsdatum en belangrijke data voor de verzamelaanvraag 2024 Lees meer
 
 
Brede weersverzekering 2024: aanvragen voor 30/4Lees meer
 
 
Infosessies stikstofdecreet Vlaamse overheid Lees meer
 
 
Na de natte winter: eerst de spade, dan de bewerking! Lees meer
 
 
Kunstmest uitsparen Lees meer
 
 
ILVO bouwt hoogtechnologische Feed Pilot Lees meer
 
 
Drones en AI in de strijd tegen aardappelziekteLees meer
 
 
Optimalisatie spuittechniek: tips voor duurzamer gebruik Lees meer
 
 
Plantgoedsubsidie? Dien je facturen vóór 30 april inLees meer