Akkerbouw
Algemeen
Dieren
Economie
Markten
Mechanisatie
Milieu
Politiek
Tuinbouw
Veehouderij
Voeding
Inloggen
 
 
 
Klik hier om u te registreren en te abonneren
(72,60 euro per jaar)
 
Wachtwoord vergeten
Volgend artikelVolgend Artikel

 20 okt 2023 15:03 

Geurhinder door megastallen


Vraag om uitleg over de ingebrekestelling van de Vlaamse Regering voor de geurhinder door megastallen
van Arnout Coel aan minister Jo Brouns

De voorzitter

De heer Coel heeft het woord.

Arnout Coel (N-VA)

Dit is een thema dat gisteren ook al aan bod kwam in de commissie Leefmilieu, maar ik denk dat het uiteraard ook voor de commissie Landbouw interessant is. Samen met de vzw Dryade stelden een aantal inwoners van de gemeenten Hoogstraten en Wuustwezel de Vlaamse overheid in gebreke omdat er geen decretale basis zou zijn die geurhinder van, onder meer, veeteelt reguleert. Door de vele zogenaamde megastallen die daar in de buurt gevestigd zijn, is de geuroverlast op bepaalde momenten bijzonder hoog.

De Vlaamse minister van Omgeving, uw collega-minister Demir, gaf gisteren in de commissie Leefmilieu aan dat ze deze legislatuur in het belang van de omwonenden al het geurbeleid versterkte bij vergunningverlening aan de hand van zogenaamde geuremissiefactoren, en dat ze ook de afstandsregels terug herzien heeft, maar volgens de betrokkenen die het initiatief nu hebben genomen, volstaat dat niet. Zij vragen een  Vlaamse geuroverschrijdingskaart en een aanpak die landbouwers die te veel overlast veroorzaken tot actie kan aanzetten. 

Los van deze opzichzelfstaande problematiek, is het belangrijk om veel fundamenteler na te denken over waar het met onze Vlaamse landbouwsector heen moet. Deze geurhinder is een problematiek, maar er zijn heel veel andere uitdagingen op vlak van leefmilieu, denk aan mest, stikstof, water en klimaat, gewasbeschermingsmiddelen … We kunnen zo nog even door gaan. Het zijn allemaal uitdagingen die op onze landbouwers afkomen, en ze worden nogal compartimenteel benaderd. Elk probleem krijgt zijn eigen oplossing maar die verschillende oplossingen zijn daarbij niet steeds compatibel en dat maakt het voor onze landbouwers een hele uitdaging.

Daarnaast heb je uiteraard ook de economische realiteit van het individuele Vlaamse landbouwbedrijf dat zijn verdienmodel steeds in vraag ziet worden gesteld. De prijzen op de voedingsmarkt schommelen, de positie van primaire producenten in de keten is, zoals we weten, vaak zwak. De marges zijn klein, wat tot schaalvergroting leidt, wat weer andere uitdagingen geeft omdat daar weer investeringen nodig zijn, wat een vicieuze cirkel wordt. Het inkomen van de boeren staat bijna permanent onder grote druk.

Daarom heb ik de volgende vragen, minister.

Ten eerste, hoe reageert u op dit particuliere probleem van de ingebrekestelling voor geurhinder? Wat moet er volgens u worden ondernomen door de Vlaamse Regering als oplossing voor deze specifieke problematiek?

Dan heb ik een meer algemene vraag. Omdat deze geurproblematiek het zoveelste thema is op vlak van leefmilieu waarmee onze landbouwers geconfronteerd worden, dringt de nood aan een bredere visie op landbouw in Vlaanderen zich toch op. Ik denk dat we het aan onze landbouwers verplicht zijn om nog een kader te scheppen dat hun duidelijke krijtlijnen geeft waarbinnen ze kunnen ondernemen en dat ook meteen een heel aantal van de lopende conflicten zou kunnen oplossen. Mijn vraag aan u, als minister van Landbouw, is of u daartoe de lead wil nemen, het initiatief wil nemen om zo’n brede visie te ontwikkelen die een evenwicht bevat tussen enerzijds economisch slagkrachtige landbouwbedrijven – laat ons dat toch vooropstellen – maar ook het respect voor hun  draagvlak binnen onze milieugebruiksruimte.

De voorzitter

Minister Brouns heeft het woord.

Minister Jo Brouns

Ik heb inderdaad samen met u via de pers vernomen dat de vzw Dryade samen met een aantal inwoners van de gemeentes Hoogstraten en Wuustwezel een ingebrekestelling heeft gericht aan de collega’s minister-president Jambon en collega Demir. Zij vragen tegen het einde van de maand november van dit jaar een geurdecreet, een Vlaamse geuroverschijdingskaart en een aanpak van de overbelaste situaties.

Ik begreep ook dat collega’s in de media al hebben aangegeven dat het geurbeleid deze legislatuur verder is aangescherpt en dat de geuremissiefactoren op basis van wetenschappelijke studies werden bijgesteld. Dat gebeurde onder meer op basis van een studie van het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO), waaruit trouwens ook bleek dat de metingen, gemiddeld genomen, uitkwamen op de emissiefactoren die op dat moment ook als normen geldig waren. Niettemin past men nu op basis van het worstcasescenario de strengste normen toe. Ook de afstandsregels werden niet zo lang geleden nog bijgesteld.

Ik ben het met u eens dat die problematiek moet worden gezien binnen het grotere vraagstuk rond de mogelijkheden van de landbouw binnen de beperkte milieugebruiksruimte en de visie daarop. We hebben het hier al heel vaak gezegd. Onze Vlaamse voedselstrategie is gebaseerd op een aantal pijlers. Twee daarvan zijn echt wel wezenlijke fundamenten – die andere natuurlijk ook. Het gaat over het boeren binnen de ecologische grenzen, maar binnen een rendabel model. Die modellen zijn divers maar het duurzaam ondernemen binnen ecologische grenzen en een rendabel model zijn, wat mij betreft, twee fundamenten, steunpilaren, waarop elk toekomstig landbouwmodel moet zijn gebaseerd.

Ik ben het niet eens met diegenen die zeggen dat we dan maar moeten gaan bepalen hoe zo’n individueel landbouwbedrijf er moet uitzien en hoe niet. We doen dat ook niet met de andere sectoren in onze economie. Ik vind wel dat wij kansen moeten bieden, dat we kaders moeten maken en mogelijkheden creëren om verder te verduurzamen, en die verduurzaming verder moeten ondersteunen. Dat vind ik wel belangrijk. Ik vind dat we moeten kijken welke investeringen voor technologische evolutie mogelijk zijn om tegemoet te komen aan de impact op milieu en omgeving. Ik denk dat dat de weg is die we moeten gaan. We hebben daar heel wat instrumenten voor. Ik verwijs nog eens naar de gespecialiseerde opleiding (GOB), maar ook naar de technologie. As ik zie waar onze universiteiten vandaag mee bezig zijn, bijvoorbeeld met stikstofneutrale stalsystemen, dan blijf ik hoopvol. 

We moeten geen beleid voeren van beperkingen, maar een beleid van kansen binnen die beschikbare ruimte, die uiteraard zeer beperkt is in Vlaanderen en ons voor grote uitdagingen stelt. Het is aan de politiek om dat speelveld af te bakenen, maar binnen dat speelveld is het aan de ondernemer om een bedrijf te ontwikkelen op basis van zijn eigen mogelijkheden – en dat gaat verder dan de landbouw, dat gaat over ondernemen in het algemeen in Vlaanderen –, binnen zijn eigen dromen, uitdagingen, talenten en realiteit, en steeds met respect voor die omgeving, wat ik wil benadrukken. Maar ik verwacht ook wel van mensen die in het landbouwgebied wonen of gaan wonen, dat ze, binnen de normen die geldend zijn, ook respect opbrengen voor die gebiedseigen activiteiten. Ik vind het ook wel belangrijk om dat te benadrukken want we weten dat heel wat Vlamingen zonevreemd wonen in het mooie buitengebied dat landbouwgebied is. 

Landbouw in Vlaanderen is per definitie divers: van een kleinschalig biogroentenbedrijf over een klassiek akkerbouwbedrijf tot een grootschaliger gangbaar kippenbedrijf. Die diversiteit is duidelijk. Al die bedrijven hebben een plaats in het landbouwlandschap. Er is niet zoiets als een zaligmakend bedrijfsmodel. Die diversiteit is tegelijkertijd ook de sterkte van onze Vlaamse land- en tuinbouw, en is voor mij dan ook de hoeksteen van elke visie op landbouw.

De omgevingsvergunning en de milieuwetgeving hebben als doel om te garanderen dat activiteiten kunnen worden ontwikkeld binnen die milieugebruiksruimte, binnen de grenzen van onze planeet. Op die manier moeten we landbouwers een rechtszeker perspectief kunnen bieden. Tijdens deze legislatuur is ook al vaak gebleken dat het niet evident is om tot dat rechtszeker kader te komen, en dat is op dit ogenblik nog altijd een van de allergrootste uitdagingen, om stikstof nog maar eens te noemen. Ik hoop dat we nog tot gedragen oplossingen kunnen komen, want die zijn uiteraard heel belangrijk. Voor al wie onderneemt in Vlaanderen, zal dat in de toekomst meer dan ooit moeten gebeuren met respect voor de omgeving waarbinnen die activiteiten plaatsvinden, maar ik benadruk ook dat we tegelijkertijd binnen die gebiedseigen ruimtes ook respect moeten hebben voor die activiteiten. Dat gaat, wat mij betreft, hand in hand.

De voorzitter

De heer Coel heeft het woord.

Arnout Coel (N-VA)

Dank u, minister, voor uw antwoord. Ik ben het op zich grotendeels eens met u, maar ik denk toch dat we er niet zullen komen met alleen de twee uitgangspunten: ten eerste, het moet economisch rendabel zijn, en, ten tweede, dat binnen de grenzen van het leefmilieu. Ik denk dat iedereen, commissiebreed, het er uiteraard mee eens is dat dat de twee uitgangspunten moeten zijn van hoe ondernemen in het algemeen, maar landbouw in het bijzonder, in ons Vlaanderen kan worden uitgewerkt.

We zitten vandaag met een zeer hoge vee-intensiteit op een zeer beperkte oppervlakte, en dat leidt tot een aantal problemen. Ik heb het gevoel dat we een beetje aan symptoombestrijding doen. Op elk van die problematieken ondernemen we acties, denk maar aan mest – we zitten ondertussen aan de voorbereiding van MAP 7 (mestactieplan 7) – waar we al twintig jaar mee bezig zijn. Het is dus niet dat er vanuit de overheid geen initiatieven worden genomen om die stappen te zetten. Rond waterkwaliteit zijn er heel wat initiatieven genomen. Rond invulling van zonevreemde functies zijn er ook wat initiatieven genomen. Nog niet heel veel, maar we kunnen misschien nog wat stappen zetten. Het agrarisch gebied is afgebakend en we hebben een kader om aan natuurbeleid te doen enzovoort, en zo verder.

Als het over geur gaat, is het eerste antwoord dat men dan krijgt, zowel van de minister van Leefmilieu als van u, dat u deze legislatuur een kader hebt uitgewerkt, dat het verstrengd is en dat u ermee doorgaat. Blijkbaar lost het toch de tegenstelling niet op, wat ik betreur, zowel niet voor die omwonenden die in hun individuele rechten zouden zijn geschonden – al deel ik uw mening dat als men gaat wonen in een zonevreemd gebied waar bepaalde activiteiten zijn, men daar ook bepaalde toleranties moet aan koppelen – maar ook voor de landbouwer niet.

De landbouwer wordt dus telkens geconfronteerd met nieuwe wettelijke kaders waaraan hij zijn bedrijf moet aanpassen, waarbij hij moet bijschakelen, meer investeringen moet doen of te maken krijgt met geplande investeringen die niet kunnen doorgaan of die moeten worden bijgestuurd. Het is een beetje een vicieuze cirkel waarbij bedrijven eigenlijk hun economische activiteit niet ten volle kunnen ontplooien, of niet kunnen ontplooien op een manier die nog rendabel is, maar waar we daar wel elke keer een schepje bovenop doen per particulier probleem dat opduikt, of waarvoor burgers naar de rechter gaan waarna een rechter daar weer uitspraken over doet en het beleid er weer achteraan holt enzovoort.

Ik denk dus dat we het zowel aan de landbouwers, maar eigenlijk aan de ondernemers in brede zin, als aan de omwonenden verschuldigd zijn om toch te proberen naar een wat meer coherente, globale visie te gaan zonder dat wij dan inderdaad als overheid in hun plaats moeten treden en het specifieke beleid van elk bedrijf moeten gaan uittekenen. We moeten proberen te gaan naar een duidelijker kader op lange termijn, met een spectrum van het type van landbouw dat we kunnen ontwikkelen in onze regio, waar een draagvlak voor is, dat de leefmilieugrenzen respecteert maar dat ook economische kansen geeft, en daarnaast met een spoor voor natuur en voor allerlei andere zaken, zodat er voor beide pijlers een langetermijnrichting is waarbinnen dat kan worden vormgegeven.

In december 2020 bracht de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij (SALV) een strategische visienota uit met een aantal antwoorden op de vijf uitdagingen die zij in 2017 al hadden geformuleerd. Die zou misschien een aanzet kunnen zijn om daarop voort te borduren vanuit het beleid om toch die oefening te maken. Kunnen we met de strategische visienota van het SALV verder aan de slag om dat breder, coherenter beleid vorm te geven?

De voorzitter

De heer Steenwegen heeft het woord.

Chris Steenwegen (Groen)

Dank u wel, collega Coel. Ik ben eigenlijk blij met deze vraag en vooral, vooral, met de vraag naar een breder kader om het debat te voeren. Ik denk dat dat belangrijk is en jullie weten dat wij al lang vragen dat er een visie ontwikkeld wordt over de toekomst van die veehouderij in Vlaanderen, waar zich toch een aantal scherpe problemen stellen. Ik ben echt ontgoocheld, minister, in uw antwoord, dat het antwoord is dat deze ministers al decennialang geven. Elke landbouwer is een ondernemer en die moet kunnen ondernemen, dat is een individuele keuze, maar die individuele keuze is wel bepaald door een kader. Dat kader stimuleert je in een bepaalde richting of zorgt ervoor dat je minder gestimuleerd wordt in een andere richting, dat is zo.

Ik denk dat onze landbouwers, over het algemeen, op individueel niveau, heel grote inspanningen doen. Ik denk niet dat dat het probleem is. Het probleem is, zoals collega Coel zegt, dat men de problematieken, de uitdagingen, los van mekaar aanpakt en, ten tweede, dat men die individuele vergunningen ook niet samen bekijkt. Men vergunt een bedrijf en de week nadien vergunt men opnieuw een bedrijf. De problematiek zit hem toch in die concentraties, die enorme concentraties, en dat leidt tot problemen. Het gaat niet over een landbouwbedrijf dat zich ergens vestigt. Het gaat erover dat je enorme concentraties krijgt van zeer grote bedrijven waar investeerders achter zitten die het onmogelijk maken om binnen die milieugebruiksruimte te functioneren, want we zien vandaag dat het niet lukt. Het lukt niet in verband met mest, het lukt niet in verband met stikstof. (Opmerkingen van minister Jo Brouns)

Het is zo, ondanks alle technologie en innovatie waarop u wijst. Het is niet genoeg, en alle specialisten en alle wetenschappers zullen u zeggen dat het niet volstaat. Kijk bijvoorbeeld naar de adviezen van de klimaatcommissie die deze Vlaamse regering krijgt op eigen vraag. Er is altijd een en-enverhaal; we moeten innoveren, we moeten verder onze ondernemers ondersteunen, maar we moeten ook een volumebeleid voeren. Dat hoort daarbij en je kan het anders niet oplossen. We zitten hier gewoon met een te intensieve veestapel. Ik sluit me dus in die zin echt aan bij de vraag of er bereidheid is om nu dat debat eens te voeren, om eigenlijk een toekomstvisie te ontwikkelen over de ruimte die we kunnen creëren om een aantal gezonde landbouwbedrijven, veehouderijen, overeind te houden, toekomst te bieden, perspectief te bieden, jonge boeren de kans te geven, maar met de zekerheid dat men ook kan gaan ondernemen in de toekomst.

Ik volg de collega wel dat het huidige beleid niet volstaat, dat het tekortschiet. Ik steun volop de oproep om toch dat debat en die visie te ontwikkelen, al was het maar richting een volgende regering en een nieuw regeerakkoord waarin men daar werk van maakt, en waarin men probeert daar een punt van te maken zodanig dat we de debatten, die hier een aantal legislaturen alsmaar herhaald worden, kunnen overstijgen, en stappen vooruit kunnen zetten.

De voorzitter

De heer Van Hulle heeft het woord.

Bart Van Hulle (Open Vld)

Collega Coel heeft het over uitbreidingen van megastallen, en ik kan hem wel volgen. Ik volg zijn betoog dat daar een grens aan is, zeker wat de geur betreft. Ik kan ook collega Steenwegen volgen in het feit dat, als je een vergunning bekijkt, je dat globaal moet bekijken. Geur komt niet van één bedrijf, en als je het allemaal optelt, dan kom je tot een overschrijding. Dat is wat collega Steenwegen zegt, dat klopt.

Ik wil toch iets nieuws aanbrengen. Deze legislatuur is er een aangescherpt geurkader, maar er zijn ook afstandsregels tussen woningen en stallen ingevoerd. Ik heb weet van een aantal bedrijven die mij hebben gecontacteerd. Zij zeggen dat hun bedrijf door deze nieuwe regelgeving in de problemen komt voor de hervergunning. Zelfs als ze innovatie in hun bedrijf inschakelen, en daarvoor investeren, kunnen ze toch niet aan de voorwaarden voldoen, en zijn ze hun vergunning kwijt. Ik vind dat toch iets om te bekijken, aangezien ik ben gecontacteerd door twee bedrijven die mij dat vertellen. Ik heb dat niet nader onderzocht. Ik denk dat er dan toch wel een spanningsveld is bij bedrijven die meestal al generaties lang bestaan. Vanwege regels die wij nu ingevoerd hebben, komen zij nu in de problemen.

Als u zicht hebt op dat spanningsveld, minister: hoeveel bedrijven hebben aangegeven dat ze in die situatie zijn terechtgekomen? Hoeveel bedrijven zijn er al om die reden het laatste jaar niet hervergund? Dat stemt mij toch tot nadenken. Als liberaal vind ik het niet oké dat we die regels zouden hebben ingevoerd, met dit als gevolg.

Bart Dochy (cd&v)

Dank u wel, collega Coel voor deze vraag, en vooral voor de genuanceerde manier waarop u ze stelt. Ik heb gisteren ook de commissie Leefmilieu bijgewoond, en daar werd de vraag door een andere collega op een totaal andere manier gesteld. Ik kan mij niet van het gevoel ontdoen dat dit een pleidooi was om een versnelde afbouw van de veehouderij te realiseren. Dat is dus misbruik die in dezen wordt gemaakt aangaande deze problematiek, evenzeer als een vzw als Dryade die omwoners gebruikt om hun doelstelling – zijnde de afbouw van de veehouderij – versneld door te voeren en die ook op de agenda te plaatsen.

Het is een problematiek die niet te ontkennen valt. Maar we moeten toch ook opletten dat we hier niet met de zoveelste rekentool vanachter een bureau vergunningen gaan beoordelen. Want dat is wat er vandaag inderdaad aan het gebeuren is. Collega Van Hulle heeft gelijk wanneer hij zegt dat er vandaag een aantal bedrijven zijn – ik heb er ook een aantal op mijn lijstje staan – die problemen hebben met hun hervergunning door de wijziging van de regelgeving. Ik spreek dan niet over een uitbreiding of over een nieuw bedrijf, maar over een hervergunning. Het is niet eenvoudig om ze te kwantificeren, collega Van Hulle, want ik denk dat de regelgeving is ingevoerd in juni 2021 – na het stikstofarrest dus – waar dat het eigenlijk een combinatie is van problemen met de beoordeling in het kader van stikstof versus de geur. (Opmerkingen van Bart Van Hulle)

Nee, in veel gevallen weten ze het inderdaad nog niet. Het zit eraan te komen. Het ergerlijke is dat bijkomende situaties ertoe kunnen leiden dat de hervergunning van een bedrijf onmogelijk wordt ten aanzien van zonevreemde woningen, en dat bij landbouwbedrijven waarvan de vergunning vervallen is of waar er geen vergunning is voor varkens- of de pluimveehouderij. Want de problematiek bevindt zich bij de varkens- of pluimveehouderij, wat het huidige geurkader betreft. Het gaat dus niet over nieuwe bedrijven. Het gaat over bestaande bedrijven, en bijkomende drempels die opgeworpen worden door de aftoetsing vanachter het bureau met de nieuwe regelgeving ten opzichte van eventueel nieuw gesitueerde zonevreemde situaties. Dat is niet eerlijk, en dat is ook niet wat collega Steenwegen vraagt. Er moet dus een evenwicht komen in dat verhaal, en dat zal niet bereikt worden door dit met een rekentool vanachter het bureau te doen.

Geur is een bijzonder moeilijk te detecteren en te evalueren compartiment van onze milieuwetgeving, net zoals geluid, maar het is nog subjectiever. Met olfactometrie probeert men met verdunning van lucht met geureenheden te werken, maar die geur blijft altijd een subjectieve waarneming. Laat ons maar vaststellen dat er hier en daar problemen zijn, maar we moeten ook opletten om de individuele problemen geen aanleiding te laten zijn om excessieve regelgeving te maken, waardoor heel wat situaties – waar in de praktijk geen probleem is – ook problematisch worden.

Ik walg een beetje van het begrip ‘megastallen’, dat te pas en te onpas gebruikt wordt. Wat is een megastal? Ik raad u aan om even naar het buitenland te gaan of wat documentaires te bekijken over de Amerikaanse situaties, dan zult u zien wat een megastal is. Of in het geval van de Chinese stallen, daar hebben ze 26 verdiepingen. Er zijn inderdaad hier en daar een aantal bedrijven die ten opzichte van de omgeving wel groot lijken, maar dat is nog iets anders dan megastallen. Er is per definitie zeker geen relatie tussen de grootte van de stallen en de overlast voor de omgeving. Soms zijn die grotere stallen ook wel uitgerust met systemen zoals luchtwassers, biologische wassers, enzovoort, die de geur capteren en dus minder overlast veroorzaken dan een kleine stal die minder goed onderhouden is en minder recente technieken toepast.

Het is dus niet zo lineair, het aantal dieren versus de overlast voor de omgeving. Wat de plaatsen van zonevreemde situaties betreft, ken ik plaatsen waar er geen probleem is in het goede nabuurschap tussen de persoon die leeft in een zonevreemde woning en het dichtbij zijnde landbouwbedrijf. Maar als er een hervergunning zou worden aangevraagd, dan heeft dat bedrijf wel een probleem, terwijl er in feite geen probleem is.

Minister, ik weet niet hoe u daar de komende maanden nog verder mee wilt omgaan, om daar een initiatief in te nemen. Ik sta er in elk geval achter om dat debat grondig te voeren, want de context is ruimer dan louter en alleen de grootte van de bedrijven, het aantal dieren, en de zonevreemdheid.

De voorzitter

Minister Brouns heeft het woord.

Minister Jo Brouns

Ik heb uiteraard begrip en heel veel respect voor elke nuance in dit debat, laat dat duidelijk zijn. Het is ook een lokale realiteit die ik zelf heel goed ken. Ik heb het zelf heel vaak ervaren. In die zin mogen we die lokale realiteit niet miskennen. Vandaag, in een context van een omgevingsvergunning, wordt er wel degelijk inplanting per inplanting heel goed gekeken naar de context van die omgeving. Dat is kritischer dan ooit met buurten die betrokken moeten en willen worden. Uit eigen ervaring weet ik heel goed dat een windrichting in een inplanting heel cruciaal is, zeker ten opzichte van woongebied, als dat in de omgeving zou zijn.

Wat het overleg betreft, en als er dan verwezen wordt naar water- en luchtkwaliteit, zeker als het over water gaat, kun je zeggen dat er meetpunten zijn die niet goed zijn. Ik ben iemand die graag zegt dat mijn glas nog halfvol is. We hebben wel degelijk inspanningen gedaan. Als je gaat kijken naar de Opvolgingscommissie Mestactieplan (OMAP), dan werkt het overlegmodel daar wel degelijk. Ik denk dat dat voor mij de weg te gaan is met al die belangenorganisaties. Die brede visie is ook een voortgangsproces, en die zal je moeten maken met alle stakeholders die zich bekommeren en de belangen dienen van al wie in de omgeving werkt, woont, en leeft. We zullen dat samen moeten doen. Het is een volgende generatie, het is een volgende verstrenging, om het verhaal van MAP 7 te noemen. Maar daar ontstaat wel een rondetafel waar men met elkaar in overleg gaat.

Ik vind het dus wel belangrijk om aan te geven dat er stappen vooruit zijn gezet, zonder dat hier door een minister gezegd wordt dat het vanaf nu gedaan is. Dat is altijd een voortgang die, middels overleg, tot betere resultaten zal leiden. Dat is mijn overtuiging. Bij geur zal dat niet anders zijn.

Ik denk ook dat we vandaag in een situatie komen dat op het terrein het besef is gegroeid dat niet alles zomaar overal zal kunnen. Ik denk dat dat besef er wel is. Tegelijkertijd, en ik heb dat in mijn eerste antwoord ook gezegd, moet respect van twee kanten komen. Die gebiedseigen activiteiten moeten binnen ecologische grenzen vallen, en binnen de grenzen van wat de volksgezondheid van je activiteiten mag verwachten. Maar dat neemt niet weg dat je ook respect moet hebben voor de gebiedseigen activiteiten. Dat is natuurlijk binnen een context waarin gewerkt wordt aan het bredere verhaal. Ik verwijs daarbij ook graag naar die demografische realiteit, waarbij het vandaag alle hens aan dek is om een kader uit te tekenen zodat er nog perspectief is voor de jonge landbouwer in een duurzame wereld waarin hij kan blijven boeren. Als we weten dat we vandaag een gemiddelde leeftijd van 56 jaar hebben, dan weten we dat binnen X-aantal jaren meer dan de helft al uitstroomt. Wat dat betreft, wil ik ook verwijzen naar het grotere plaatje. Er kan vandaag een debat zijn over de beleidskaders die ertoe doen, die meesturend en richtinggevend zijn. Maar elke euro die aan het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) gekoppeld is, wijst de weg naar een verdere verduurzaming, ook voor de land- en tuinbouw.

Ik denk dat het, wat die afstandsregels betreft, moet en kan herhaald worden dat we respect moeten hebben voor die gebiedseigen activiteiten. Die zonevreemde functiewijziging is ook een belangrijk element, waar in de toekomst meer aandacht voor moet zijn om die activiteiten alle kansen te blijven geven. Dat is een van de elementen geweest waarom de bestaande activiteit moet kunnen worden hervergund. Ik denk dat dat ook een belangrijk element was in het akkoord van maart rond het stikstofbeleid. Het is belangrijk om voldoende tijd te geven in dat traject naar verdere verduurzaming dat van hen wordt verwacht.

Collega’s, om af te sluiten denk ik dat het landbouwbeleid vandaag in transitie is. Het zal altijd in gesprek met de mensen moeten gebeuren. Het zal niet vanuit Brussel moeten gebeuren om te zeggen wie, wat, waar moet en kan doen. Het is wel onze plicht om samen met hen een kader uit te tekenen waarbinnen die sector, en ook andere sectoren met een impact op de omgeving, kunnen blijven ondernemen. De essentie is dat we dat moeten doen vanuit een overlegmodel. Het is bewezen dat dat werkt, dat dat een draagvlak creëert bij sectoren, en dat dat kan garanderen dat de rechten van individuele burgers maximaal worden gerespecteerd.

De voorzitter

De heer Coel heeft het woord.

Arnout Coel (N-VA)

Ik denk dat de tussenkomst van collega Van Hulle een beetje illustratief is voor het punt dat ik wilde maken. U geeft terecht aan dat we op dat vlak hebben ingegrepen en regels hebben verstrengd, en dat er dan bestaande vergunningen in het gedrang komen van bedrijven die op andere vlakken misschien bijzonder performant zijn. Bedrijven die op het vlak van CO2-uitstoot of waterkwaliteit zeer goed bezig zijn, botsen nu op dat particulier aspect van de geur.

Dat is het punt dat ik wilde maken: we zijn aan verschillende knopjes aan het draaien, maar knopje per knopje. De bedrijven worden er telkens mee geconfronteerd dat ze moeten volgen, en dan ineens rond een specifiek onderdeel iets moeten doen. Uiteindelijk, zolang er geen globaal kader is, dreigt dat voor bedrijven telkens een strop te worden. Aan het ene knopje kunnen ze dan niet voldoen, ondanks het feit dat ze superperformant bezig zijn.

We pakken er dan terecht mee uit dat we de meest duurzame landbouw ter wereld hebben. We zijn innovatief en goed bezig. Het is goed dat we daarvoor staan, maar zolang we dat globale kader niet hebben, zullen we blijven vastlopen. Ik ben het volledig met de minister eens dat we dat samen met de sector moeten doen in dat overlegmodel, rond de tafel met alle partners rond landbouw-, milieu-, en natuurbeleid.

Maar ik denk toch dat we als beleidsverantwoordelijken verplicht zijn om de lead te nemen, en dat we de toekomstige jonge boeren een groot plezier zouden doen als wij dat debat nu durven te openen. Het zal deze legislatuur wellicht niet tot conclusies leiden, maar dan doen we dat ter voorbereiding van de volgende legislatuur, om een breder kader te schetsen. Dat moet in het belang van die landbouwondernemer, en om hem een toekomst te kunnen garanderen. Ik roep toch op om dat debat verder op gang te trekken, ter voorbereiding van dat breder kader dat nodig is om onze landbouwers een toekomst te kunnen geven.

De voorzitter

De vraag om uitleg is afgehandeld.

 


  Nieuwsflash
 
Gezondheidsrisico's bij Basilicumplanten door irrigatie met vervuild (oppervlakte)water Lees meer
 
 
Aanvulling lijsten van oneerlijke marktpraktijken tussen ondernemingen in de landbouwLees meer
 
 
Overstromingen van 5 - 22 november 2023 erkend als ramp: indienen dossierLees meer
 
 
Wijziging van diverse decreten over het landbouw- en visserijbeleid Lees meer
 
 
249.000 euro voor vier lokale voedselregisseurs Lees meer
 
 
hittegolven én bosbranden zullen 9 keer vaker voorkomen in Oost-Afrika Lees meer
 
 
Tien nieuwe suikerbietrassen op de Belgische rassenlijst Lees meer
 
 
Verlening opsporingsvergunning voor aardwarmte in de regio Wielsbeke aan Agristo Lees meer
 
 
Tijdelijke rationalisatie uitrijregels meer dan welkomLees meer
 
 
Open Food Conference Lees meer
 
 
Packaging: find a workable agreement for the fruit and vegetables sector Lees meer
 
 
Infosessies stikstofdecreet Vlaamse overheid Lees meer