Akkerbouw
Algemeen
Dieren
Economie
Markten
Mechanisatie
Milieu
Politiek
Tuinbouw
Veehouderij
Voeding
Inloggen
 
 
 
Klik hier om u te registreren en te abonneren
(72,60 euro per jaar)
 
Wachtwoord vergeten
Volgend artikelVolgend Artikel

 18 okt 2017 07:16 

Subsidiëring van de planning, de ontwikkeling en de uitvoering van het geïntegreerd natuurbeheer


DE VLAAMSE REGERING,
Gelet op verordening nr. 1293/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake de vaststelling van een programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE) en tot intrekking van verordening (EG) nr. 614/2007;
Gelet op verordening nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad, het laatst gewijzigd bij gedelegeerde verordening (EU) 2015/791 van de Commissie van 27 april 2015;
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;
Gelet op het Bosdecreet van 13 juni 1990, artikel 10, vervangen bij het decreet van 9 mei 2014, artikel 12, vervangen bij het decreet van 9 mei 2014, artikel 48, hersteld bij het decreet van 12 december 2008 en gewijzigd bij het decreet van 28 februari 2014 en artikel 87, het laatst gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014;
Gelet op het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, artikel 12sexies, 2°, 16bis, § 1, 16decies, § 1, tweede lid, § 2, vijfde lid, en § 4, 16duodecies, 4°, en 16sedecies, ingevoegd bij het decreet van 9 mei 2014;
Gelet op het decreet van 9 mei 2014 tot wijziging van de regelgeving inzake natuur en bos, artikel 113;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 20 januari 1993 tot vaststelling van regelen betreffende de aanwijzing of erkenning en het beheer van de bosreservaten;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van natuurreservaten en van terreinbeherende natuurverenigingen en houdende toekenning van subsidies;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 betreffende de subsidiëring van beheerders van openbare en privé-bossen;
Overwegende het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 betreffende de natuurbeheerplannen en de erkenning van natuurreservaten;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 14 april 2016;
Gelet op het advies van de Minaraad, gegeven op 26 januari 2017;
Gelet op het advies van de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij, gegeven op 27 januari 2017;
Gelet op advies 61.547/1 van de Raad van State, gegeven op 4 juli 2017, met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw;
Na beraadslaging,

Besluit :
TITEL 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
1° aankoopprojectsubsidie: een projectsubsidie voor de aankoop van te bebossen grond als die het voorwerp uitmaakt van een projectoproep ;
2° aankoopsubsidie: een subsidie voor de aankoop van grond met het oog op de erkenning als natuurreservaat;
3° agentschap: het Agentschap voor Natuur en Bos, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Agentschap voor Natuur en Bos;
4° beheersubsidie: een subsidie voor de uitvoering van beheermaatregelen als vermeld in artikel 16bis, § 1, tweede lid, 4°, van het decreet van 21 oktober 1997, met inbegrip van de opvolging van beheerdoelstellingen als vermeld in artikel 16bis, § 1, tweede lid, 5°, van het voormelde decreet;
5° besluit van 14 juli 2017: het besluit van 14 juli 2017 van de Vlaamse Regering betreffende de natuurbeheerplannen en de erkenning van natuurreservaten;
6° besturen: een gemeente, een gemeentebedrijf, een vereniging van gemeenten, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, een intercommunaal centrum voor maatschappelijk welzijn, een vereniging van openbare centra voor maatschappelijk welzijn, een provincie, een provinciebedrijf, een polder, een watering, een vereniging van polders en wateringen, een kerkfabriek en elke andere rechtspersoon die voor de uitoefening van een openbare eredienst of voor verenigingen van vrijzinnigen onroerende goederen beheert;
7° beveiligde zending: een van de volgende betekeningswijzen:
a) een aangetekende brief;
b) een afgifte tegen ontvangstbewijs;
c) een elektronisch aangetekende zending;
d) in voorkomend geval elektronische communicatie via een elektronisch loket van het agentschap;
8° bosomvormingssubsidie: een subsidie voor bosomvorming;
9° decreet van 21 oktober 1997: het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;
10° het LIFE-programma: het LIFE-programma, subprogramma Natuur en Biodiversiteit, ter uitvoering van verordening nr. 1293/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake de vaststelling van een programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE) en tot intrekking van verordening (EG) nr.614/2007;
11° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de landinrichting en het natuurbehoud;
12° natuurbeheerplan: het plan, vermeld in artikel 16bis, § 1, van het decreet van 21 oktober 1997 en artikel 8.1.3 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
13° onthaalsubsidie: een subsidie voor het onthaal van het publiek in erkende natuurreservaten;
14° projectsubsidie natuur: een projectsubsidie voor de uitvoering van eenmalige of in de tijd beperkte maatregelen die erop gericht zijn een hogere natuurkwaliteit te ontwikkelen of het natuurlijk milieu te verbeteren om een natuurstreefbeeld te behalen als vermeld in bijlage 3 en 4 bij het besluit van 14 juli 2017;
15° restfinancieringssubsidie: een aanvullende subsidie op de subsidie die toegekend is in het kader van het LIFE-programma, subprogramma Natuur en Biodiversiteit, ter uitvoering van verordening nr. 1293/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake de vaststelling van een programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE) en tot intrekking van verordening (EG) nr. 614/2007;
16° resultaatindicator: een indicator die aangeeft of het beheer leidt tot de realisatie van het beoogde natuurstreefbeeld;
17° terrein: een privé- of openbaar terrein dat wordt beheerd of zal worden beheerd voor het natuurbehoud of als bos.
TITEL 2. - Subsidiëring van het natuurbeheer
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Afdeling 1. - Voorwerp en cumulatie van subsidies
Art. 2. § 1 Als aan de voorwaarden, vermeld in artikel 11, 13, 16, 18, 20, 21, 22, 28, 32, 37, 43, 46, 52 en 55 is voldaan, kunnen ter uitvoering van dit besluit subsidies worden verleend voor:
1° de uitvoering van beheermaatregelen om de natuurstreefbeelden te realiseren en de beheerdoelstellingen op te volgen;
2° de uitvoering van in de tijd beperkte inrichtingsmaatregelen;
3° de aankoop van grond met als doel de grond te laten erkennen als natuurreservaat of de grond te bebossen;
4° het treffen van maatregelen voor de openstelling van een terrein;
5° de opmaak van een natuurbeheerplan voor terreinen van type twee, drie of vier.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1, kunnen de subsidies niet worden verleend aan een begunstigde ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Europese Commissie waarbij de steun conform de Europese regels inzake staatssteun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne Europese markt is verklaard.
Art. 3. § 1. Cumulatie van de subsidies, vermeld in dit besluit, met een subsidie als vermeld in een andere wet of een ander reglement, is toegelaten tenzij die andere wet of dat ander reglement dit verbiedt.
§ 2. Als de met toepassing van dit besluit gesubsidieerde maatregelen, opvolging, aankoop, openstelling van terreinen of opmaak van een natuurbeheerplan ook worden gesubsidieerd krachtens een andere wet of een ander reglement, kunnen de gezamenlijke subsidies niet meer bedragen dan de totale en aangetoonde of realistisch geraamde kostprijs van de uitgevoerde maatregelen, de opvolging, de openstelling van terreinen, de opmaak van een natuurbeheerplan of de aankoopprijs van gronden inclusief de kosten van die aankoop.
Als andere subsidies dan de subsidies, vermeld in dit besluit, verkregen zijn, meldt de begunstigde van die andere subsidies dat aan het agentschap, tenzij het gaat om subsidies verkregen van andere entiteiten van de Vlaamse overheid. Die melding bevat:
1° een volledig overzicht van de andere subsidies, met vermelding van de overheid waarvan de subsidies werden verkregen en het bedrag van de subsidies;
2° voor de subsidies, vermeld in artikel 12, § 1, tweede lid, artikel 17, § 2, eerste lid, artikel 19, § 1, artikel 45, § 1, artikel 54, en artikel 57, § 1, tweede lid, een berekening van de totale kostprijs van de uitgevoerde maatregelen, de opvolging, de openstelling van terreinen, of de opmaak van een natuurbeheerplan.
De begunstigde bezorgt op vraag van het agentschap alle bewijsstukken ter staving van de gegevens, vermeld in het tweede lid.
De melding, vermeld in het tweede lid, kan in voorkomend geval tegelijk ingediend worden met:
1° de aanvraag van een subsidie;
2° de schuldvordering, vermeld in artikel 5, § 3, eerste lid, en artikel 7, § 4, tweede lid;
3° het financieel eindrapport, vermeld in artikel 27, § 2, tweede lid, en artikel 51, § 2, tweede lid, of het inhoudelijk eindverslag, vermeld in artikel 42, § 2, eerste lid.
Als uit de gegevens, vermeld in het tweede lid, blijkt dat de gezamenlijke subsidies meer bedragen dan 100% van de totale en aangetoonde kostprijs of de aankoopprijs inclusief de aankoopkosten, wordt de subsidie met toepassing van dit besluit verminderd tot de gezamenlijke subsidies gelijk zijn aan 100% van die kostprijs of aankoopprijs inclusief aankoopkosten.
Op basis van de gegevens, vermeld in het tweede lid, herberekent het agentschap de subsidie.
De begunstige van de subsidie betaalt in voorkomend geval op verzoek van het agentschap de conform dit besluit te veel uitbetaalde bedragen terug.
Afdeling 2. - Procedure voor de aanvraag, beoordeling, toekenning en uitbetaling van de subsidies
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 4. § 1. De procedure voor de aanvraag, beoordeling, toekenning en betaling van de subsidies die met toepassing van dit besluit worden toegekend, verloopt volgens de bepalingen van deze afdeling, met behoud van de toepassing van de aanvullende of andersluidende bepalingen die in dit verband worden vastgesteld in dit besluit.
§ 2. Wat de in dit besluit gebruikte termijnen in kalenderdagen betreft gelden de volgende regels:
1° de dag van de gebeurtenis die de termijn doet ingaan, wordt niet in de termijn begrepen, maar de vervaldag wordt wel inbegrepen;
2° als de vervaldag een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de vervaldag verplaatst op de eerstvolgende werkdag;
3° de termijnen die betrekking hebben op een bepaalde beslissing,gelden als termijnen van orde. Het gaat met name om de termijnen in artikel 7, § 3, artikel 10, § 3 en § 4, vierde lid en zesde lid, en artikel 33, derde lid.
Onderafdeling 2. - De procedure voor de aanvraag, de beoordeling, de toekenning en de uitbetaling van de subsidies voor de uitvoering van beheermaatregelen en de opvolging van de beheerdoelstellingen en de terugkerende maatregelen voor de openstelling van terreinen
Art. 5. § 1. De aanvraag tot goedkeuring van een natuurbeheerplan, vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, van het besluit van 14 juli 2017, geldt als aanvraag van een subsidie voor:
1° het beheer en de opvolging van natuurstreefbeelden, vermeld in hoofdstuk 2 van dit besluit;
2° de terugkerende maatregelen voor de openstelling van terreinen, vermeld in hoofdstuk 5, afdeling 1, van dit besluit.
§ 2. De goedkeuring van het natuurbeheerplan door het agentschap geldt als gunstige beslissing voor de subsidie van de in dat plan opgenomen beheermaatregelen, de maatregelen tot opvolging van de beheerdoelstellingen en de maatregelen tot openstelling van terreinen, vermeld in paragraaf 1.
§ 3. Na de goedkeuring van het natuurbeheerplan, vermeld in paragraaf 2, wordt het subsidiebedrag betaald nadat de begunstigde van de subsidies daarvoor een schuldvordering heeft ingediend.
Er wordt één schuldvordering ingediend voor het totaalbedrag van alle subsidies. Die schuldvordering bevat de volgende gegevens:
1° de identiteit en de hoedanigheid van de beheerder of, als de schuldvordering wordt ingediend door een gevolmachtigde, de identiteit van de gevolmachtigde en een verklaring dat de verzoeker gevolmachtigd is om de schuldvordering in te dienen;
2° de subsidie of subsidies waarop de schuldvordering betrekking heeft;
3° het nummer van de rekening waarop de subsidies kunnen worden overgeschreven;
4° in voorkomend geval de engagementsverklaring van de begunstigde van de subsidies dat hij de verbintenisvoorwaarden om de subsidies te verkrijgen, onderschrijft;
5° in voorkomend geval de gegevens over andere verkregen subsidies als vermeld in artikel 3, § 2, tweede lid.
Voor de schuldvordering wordt gebruikgemaakt van de formulieren, waarvan het model ter beschikking wordt gesteld op de website van het agentschap.
De subsidies worden uitbetaald in drie gelijke schijven tegen 15 april, 15 augustus en 15 december van elk jaar. De begunstigde van de subsidies dient zijn schuldvordering minstens drie maanden voor een van die betaaldata in bij het agentschap. Voor de schuldvorderingen die later worden ingediend, wordt de betaling van de subsidies verschoven naar de eerstvolgende betaaldatum.
Onderafdeling 3. - Procedure voor de aanvraag, beoordeling, toekenning en uitbetaling van de subsidies voor inrichtingsmaatregelen, de aankoop van gronden en de opmaak van natuurbeheerplannen
Art. 6. § 1. De aanvraag van de subsidie moet worden ingediend door of namens de beheerder van een terrein voor:
1° de subsidies voor investeringen, vermeld in hoofdstuk 3;
2° de aankoop van gronden, vermeld in hoofdstuk 4, afdeling 1;
3° de projectsubsidies openstelling, vermeld in hoofdstuk 5, afdeling 2;
4° de opmaak van natuurbeheerplannen, vermeld in hoofdstuk 6.
In afwijking van het eerste lid moet de aanvraag van de subsidie worden ingediend:
1° door of namens de begunstigde van een subsidie voor projecten die worden gesubsidieerd in het kader van het Europees financieringsprogramma LIFE voor de restfinancieringssubsidie, vermeld in artikel 28;
2° door of namens de toekomstige eigenaar voor projecten voor de aankoop van grond met het oog op de bebossing ervan als vermeld in hoofdstuk 4, afdeling 2.
In geval van een gezamenlijk natuurbeheerplan wordt de subsidie aangevraagd door de gevolmachtigde van de beheerders, vermeld in artikel 2, § 1, tweede lid, van het besluit van 14 juli 2017.
§ 2. De aanvraag van de subsidies, vermeld in paragraaf 1, bevat minstens de volgende elementen:
1° de identiteit en de hoedanigheid van de aanvrager of, als de aanvraag wordt ingediend door een gevolmachtigde, de identiteit van de gevolmachtigde en een verklaring dat de aanvrager gevolmachtigd is om de subsidie aan te vragen;
2° het voorwerp van de aanvraag;
3° de identificatiegegevens van het terrein waarop de aanvraag betrekking heeft;
4° een beknopte verantwoording dat aan de voorwaarden is voldaan om de aangevraagde subsidie te verkrijgen;
5° in voorkomend geval een engagementsverklaring dat de aanvrager de verbintenisvoorwaarden om de subsidies te verkrijgen, onderschrijft;
6° in voorkomend geval de gegevens over andere verkregen subsidies als vermeld in artikel 3, § 2, tweede lid.
Voor de aanvraag van de subsidie wordt gebruikgemaakt van de formulieren, waarvan het model ter beschikking wordt gesteld op de website van het agentschap.
De aanvraag van de subsidie wordt met een beveiligde zending bezorgd aan het agentschap.
Art. 7. § 1. Het agentschap gaat na of de ingediende aanvraag volledig is. Als het agentschap vaststelt dat de aanvraag niet alle vereiste elementen bevat, brengt het de aanvrager binnen een termijn van dertig kalenderdagen, die ingaat op de dag na de ontvangst van de subsidieaanvraag, met een beveiligde zending op de hoogte van de ontbrekende elementen. Als de aanvrager het dossier niet binnen een termijn van dertig kalenderdagen, die ingaat op de dag na de betekening van de beveiligde zending van het agentschap waarin de ontbrekende elementen worden aangegeven, aanvult, wordt de subsidieaanvraag onontvankelijk verklaard. Het agentschap deelt die beslissing met een beveiligde zending mee aan de aanvrager.
§ 2. Het agentschap beoordeelt de ontvankelijke subsidieaanvraag en brengt daarover binnen een termijn van zestig kalenderdagen vanaf de datum van de ontvangst van de volledige en ontvankelijke aanvraag of vanaf de datum van de ontvangst van de aanvullingen een advies uit aan de minister. In het advies beoordeelt het agentschap of de aanvrager aan de voorwaarden voldoet om de subsidie te verkrijgen.
In afwijking van het eerste lid brengt het agentschap advies uit over de ontvankelijke subsidieaanvraag binnen een termijn van negentig kalenderdagen vanaf de datum van de ontvangst van de volledige en ontvankelijke aanvraag of vanaf de datum van de ontvangst van de aanvullingen, als de aanvraag betrekking heeft op de subsidies voor:
1° projecten natuur als vermeld in hoofdstuk 3, afdeling 1;
2° projecten voor de aankoop van te bebossen grond als vermeld in hoofdstuk 4, afdeling 2;
3° projecten openstelling als vermeld in hoofdstuk 5, afdeling 2.
§ 3. De minister neemt binnen een termijn van zestig kalenderdagen na de ontvangst van het advies van het agentschap een beslissing over de subsidieaanvraag.
§ 4. Als de beslissing van de minister gunstig is, wordt het subsidiebedrag betaald aan de aanvrager binnen de dertig kalenderdagen na ontvangst van de schuldvordering.
Om de betaling van de subsidies te verkrijgen, wordt een eenmalige schuldvordering gericht aan het agentschap. Die schuldvordering bevat minstens de gegevens, vermeld in artikel 5, § 3, tweede lid.
Voor de schuldvordering wordt gebruikgemaakt van de formulieren, waarvan het model ter beschikking wordt gesteld op de website van het agentschap.
Als de subsidie uitbetaald zal worden in schijven die zijn gespreid over verschillende jaren, wordt een respectieve schijf betaald nadat de begunstigde van de subsidie daarvoor een schuldvordering heeft ingediend. Voor de schuldvordering wordt gebruikgemaakt van de formulieren, waarvan het model ter beschikking wordt gesteld op de website van het agentschap.
Afdeling 3. - De terugvordering van de subsidies
Art. 8. Met behoud van de toepassing van de bevoegdheden van de Inspectie van Financiën en het Rekenhof is het agentschap belast met het toezicht op de aanwending door de begunstigde van de subsidie die met toepassing van dit besluit wordt toegekend.
De gemachtigde personeelsleden van het agentschap en de Vlaamse overheid, alsook de door hen aangestelde personen kunnen een controle ter plaatse uitvoeren.
Art. 9. De subsidie wordt teruggevorderd in de gevallen vermeld in artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof. Daarnaast kan de subsidie ook teruggevorderd worden in de volgende gevallen:
1° andere subsidies zijn verkregen als vermeld in artikel 3, § 2, eerste lid, van dit besluit, waardoor de gezamenlijke subsidies meer bedragen dan 100% van de totale en aangetoonde kostprijs of de aankoopprijs inclusief de aankoopkosten;
2° de verbintenisvoorwaarden om een subsidie te verkrijgen, vermeld in artikel 14, artikel 17, § 3, artikel 23, artikel 29, artikel 33, artikel 38, artikel 44, artikel 47, artikel 53 en artikel 56 van dit besluit, niet of onvoldoende nageleefd worden;
3° uit het evaluatieverslag, vermeld in artikel 11, § 2, tweede lid, van het besluit van 14 juli 2017, blijkt dat in eerste instantie de realisatie van de beheerdoelstellingen in het gedrang komt en dat in tweede instantie de begunstigde van de subsidie de gesubsidieerde beheermaatregelen, vermeld in dit hoofdstuk, niet of onvolledig heeft uitgevoerd of andere beheermaatregelen heeft uitgevoerd dan die welke in het goedgekeurde natuurbeheerplan zijn opgenomen. De subsidie kan in dit geval alleen teruggevorderd worden als het niet-bereiken van de beheerdoelstellingen te wijten is aan een nalatigheid bij het beheren van het terrein;
4° de meldingsplicht, vermeld in artikel 3, § 2, tweede lid, van dit besluit, niet wordt nageleefd;
5° de begunstigde van subsidies nalaat om de stukken, vermeld in artikel 3, § 2, derde lid, van dit besluit, aan het agentschap te bezorgen.
Art. 10. § 1. Het agentschap brengt de begunstigde van de subsidie met een beveiligde zending op de hoogte van het voornemen tot de terugvordering van de subsidie en nodigt hem uit voor een hoorzitting. De hoorzitting vindt plaats ten vroegste tien kalenderdagen en ten laatste dertig kalenderdagen nadat de uitnodiging verstuurd is. In voorkomend geval vindt de hoorzitting plaats op de dag waarop de hoorzitting, vermeld in artikel 15, § 3, van het besluit van 14 juli 2017, plaatsvindt.
De begunstigde van de subsidie kan zich op de hoorzitting laten vertegenwoordigen of laten bijstaan door de persoon die hij daarvoor aanwijst.
§ 2. Het agentschap maakt een verslag op van de hoorzitting en bezorgt dat binnen een termijn van tien kalenderdagen na de hoorzitting met een beveiligde zending aan de aanwezigen. De begunstigde van de subsidie heeft een termijn van tien kalenderdagen, die ingaat op de dag na de betekening van de beveiligde zending van het agentschap, om te reageren op het verslag van de hoorzitting.
§ 3. Het agentschap neemt binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de hoorzitting een beslissing over de terugvordering van de subsidies.
Het agentschap brengt de begunstigde met een beveiligde zending op de hoogte van de beslissing.
§ 4. Bij de minister kan een gemotiveerd beroep worden ingediend tegen de beslissing vermeld in paragraaf 3.
Het georganiseerd beroep wordt door de beheerder of zijn gevolmachtigde met een beveiligde zending ingediend binnen een vervaltermijn van dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de beslissing.
Het beroep moet aan de volgende voorwaarden voldoen. Het beroep:
1° vermeldt de naam, de woonplaats en de hoedanigheid van de indiener;
2° wordt ondertekend door de indiener;
3° bevat een omschrijving van de ingeroepen argumenten.
Als het beroep niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in het derde lid, is het niet ontvankelijk. De indiener van het beroep wordt op de hoogte gebracht van de onontvankelijkheidsbeslissing binnen een termijn van dertig dagen na de ontvangst van het onontvankelijk beroep.
De minister vraagt een advies aan de adviesinstantie, vermeld in artikel 16undecies, § 2, van het decreet van 21 oktober 1997.
De minister neemt een gemotiveerde beslissing binnen een termijn van negentig kalenderdagen na de ontvangst van het ontvankelijk beroep.
De indiener van het beroep en het agentschap worden met een beveiligde zending op de hoogte gebracht van de beslissing.
§ 5. Als het agentschap of, in het kader van een beroepsprocedure, de minister beslist tot de terugvordering van de subsidie, wordt het terug te betalen bedrag verhoogd met de wettelijke interesten, berekend vanaf dertig kalenderdagen na de kennisgeving, vermeld in paragraaf 3, tweede lid. De interesten zijn verschuldigd tot op de datum van de volledige terugbetaling van het bedrag.
HOOFDSTUK 2. - Subsidiëring van de uitvoering van beheermaatregelen voor de realisatie van de natuurstreefbeelden
Afdeling 1. - Basissubsidie
Art. 11. Natuurlijke personen, privaatrechtelijke rechtspersonen en besturen kunnen een beheersubsidie verkrijgen op voorwaarde dat:
1° de aanvrager een terrein beheert op basis van een goedgekeurd natuurbeheerplan dat voldoet aan de voorwaarden voor het beheer van een terrein van type twee, drie of vier als vermeld in artikel 16ter, § 1, 2°, 3° en 4°, van het decreet van 21 oktober 1997;
2° de in het natuurbeheerplan tot doel gestelde natuurstreefbeelden voldoen aan de bepalingen, vermeld in artikel 23 van het besluit van 14 juli 2017.
Art. 12. § 1. De beheersubsidie wordt forfaitair bepaald en varieert volgens:
1° de oppervlakte van de natuurstreefbeelden die in het goedgekeurde natuurbeheerplan zijn vooropgesteld;
2° de aard van de natuurstreefbeelden;
3° de PAS-relevantie van het betrokken terrein. Een terrein is PAS-relevant als de kritische depositiewaarde voor stikstof, bepaald in het kader van de programmatische aanpak stikstof die is ontwikkeld overeenkomstig artikel 50ter, § 4 van het decreet van 21 oktober 1997, wordt overschreden voor één of meerdere natuurstreefbeelden van Europees te beschermen hatitats. Voor de toepassing van artikel 24 wordt ter beoordeling van de PAS-relevantie ook de historische overschrijding van de kritische depositiewaarde in rekening gebracht.
Met toepassing van de criteria, vermeld in het eerste lid, wordt de forfaitaire subsidie als volgt bepaald:
1° de reguliere beheersubsidie:

categorie natuurstreefbeeld bedrag per jaar in €/ha
1 1130 17
2 1140 16
3 1310/1330 - binnendijks 152
4 1310/1320/1330 - buitendijks 220
5 2110/2120 43
6 2130/2150/2170 430
7 2160 84
8 2190 1460
9 2310/2330 539
10 3110/3160 53
11 3130/3140/3150 153
12 3260/3270 16
13 4010/7150 443
14 4030 447
15 5130 400
16 6120 656
17 6210 1118
18 6230 1013
19 6410 2342
20 6430 675
21 6510 1124
22 7110 62
23 7140/7210 621
24 7230 2719
25 8310 16
26 91D0/91E0/91F0 89
27 9110/9120 63
28 9130 98
29 9150 2738
30 9160 98
31 9190 134
32 2180 68
33 rbbppm 144
34 rbbah 35
35 rbbhc 1766
36 rbbhf 748
37 rbbzil 265
38 rbbkam 304
39 rbbmc 630
40 rbbmr 285
41 rbbms 621
42 rbbsg/rbbsp 535
43 rbbsm 396
44 rrbso/rbbsf 130
45 ae 79
46 ah 25
47 ao 57
48 ap 39
49 b* 261
50 cp/cd/cm 225
51 ha/hv 496
52 hj 312
53 hp*/hpr*/hr 129
54 hu 1124
55 mz/mc/mr/md 246
56 so 76
57 sz/ku 130
58 Mozaieklandschap - type A: bestaat uit tenminste twee voor een natuurbeheerplan type twee als natuurstreefbeeld in aanmerking komende vegetaties 287
59 Mozaieklandschap - type B: bestaat ten minste voor 40% bestaat uit de natuurstreefbeelden 2310, 2330, 4010, 7150, 4030, 6430, 7140 en rbbsg 361
60 Mozaieklandschap - type C: ten minste voor 40% bestaat uit natuurstreefbeelden 6120, 6210, 6230, 6410, 6510, rbbhc en rbbmc 470
61 Onbeheerde climaxvegetatie 16

2° de beheersubsidie in geval het terrein PAS-relevant is:
categorie natuurstreefbeeld bedrag per jaar in €/ha
1 1130 20
2 1140 18
3 1310/1330 - binnendijks 171
4 1310/1320/1330 - buitendijks 247
5 2110/2120 49
6 2130/2150/2170 483
7 2160 94
8 2190 1643
9 2310/2330 607
10 3110/3160 60
11 3130/3140/3150 172
12 3260/3270 18
13 4010/7150 498
14 4030 503
15 5130 451
16 6120 738
17 6210 1258
18 6230 1139
19 6410 2635
20 6430 759
21 6510 1264
22 7110 70
23 7140/7210 698
24 7230 3059
25 8310 18
26 91D0/91E0/91F0 100
27 9110/9120 71
28 9130 110
29 9150 3080
30 9160 110
31 9190 150
32 2180 76

Indien naar aanleiding van de evaluatie van het betrokken natuurbeheerplan als vermeld in artikel 11, § 2, van het besluit van 14 juli 2017, blijkt dat een terrein niet meer als PAS-relevant is aangeduid, kan voor de daarop volgende planperiode enkel een reguliere beheersubsidie voor dit habitattype worden bekomen.
De forfaitaire subsidiebedragen als vermeld in het tweede lid, worden, voor het werkingsjaar 2018 en de daarop volgende jaren, elk jaarlijks aangepast aan de gezondheidsindex volgens de volgende formule:
zx = z * ix/i 2017
De onderdelen van de formule moeten als volgt worden begrepen :
1° zx : het geïndexeerde forfaitaire subsidiebedrag voor het werkingsjaar x;
2° z : de forfaitaire subsidiebedragen, vermeld in het tweede lid;
3° ix : gezondheidsindex van de maand januari van het jaar x;
4° i2017 : gezondheidsindex van de maand januari van het jaar 2017.

Onder de gezondheidsindex wordt verstaan het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij wet van 30 maart 1994.
§ 2. Besturen kunnen geen beheersubsidie verkrijgen met toepassing van dit besluit als het beheer op het terrein wordt uitgevoerd door het agentschap. Als het beheer gedeeltelijk wordt uitgevoerd door het agentschap, kan het bestuur een beheersubsidie verkrijgen met toepassing van dit besluit voor het deel van het terrein dat door het bestuur wordt beheerd.
§ 3. De natuurstreefbeelden die conform bijlage 3A bij het besluit van 14 juli 2017 uitsluitend voor terreinen van type twee gelden, worden ook gesubsidieerd in het kader van het beheer van een terrein van type drie of type vier op voorwaarde dat het terrein wordt beheerd op basis van een natuurbeheerplan dat voldoet aan de voorwaarden voor het beheer van terreinen van type drie of vier.
§ 4. De beheersubsidie wordt toegekend voor een periode van zes jaar, behalve als het goedgekeurde natuurbeheerplan vóór het verstrijken van die periode met toepassing van artikel 16decies van het decreet van 21 oktober 1997 wordt opgeheven.
§ 5. Als het natuurbeheerplan vóór het verstrijken van de periode, vermeld in paragraaf 4, met toepassing van artikel 12, § 1 en § 2, van het besluit van 14 juli 2017 wordt gewijzigd wat de erin opgenomen beheerdoelstellingen betreft, herberekent het agentschap de beheersubsidie voor het tijdstip waarop de jaarlijkse subsidie wordt betaald.
Het agentschap brengt de begunstigde van de subsidie met een beveiligde zending op de hoogte van het herberekende subsidiebedrag.
Het herberekende subsidiebedrag wordt vervolgens voor de resterende duur van de subsidieperiode betaald conform artikel 5, § 3, vierde lid.
Afdeling 2. - Aanvullende subsidie voor bosomvorming
Art. 13. Naast de beheersubsidie kunnen natuurlijke personen en privaatrechtelijke rechtspersonen een bosomvormingssubsidie krijgen op voorwaarde dat:
1° wordt voldaan aan de voorwaarden, vermeld in artikel 11 van dit besluit;
2° de aanvrager op het ogenblik van de opmaak of de wijziging van het natuurbeheerplan een zakelijk recht of een persoonlijk gebruiksrecht heeft op een terrein met een homogeen bosbestand dat maximaal voor 20% bestaat uit inheemse boomsoorten. Dat aan die voorwaarde is voldaan, moet blijken uit deel 2 van het natuurbeheerplan als vermeld in bijlage 1 bij het besluit van 14 juli 2017;
3° het bosbestand, vermeld in punt 2°, wordt omgevormd tot een bosnatuurstreefbeeld als vermeld in bijlage 3A en 3B bij het besluit van 14 juli 2017. In geval van bosomvorming van een bosbestand naar het natuurstreefbeeld ppmb of ppms zoals vermeld in bijlage 4 bij het besluit van 14 juli 2017, moet het bosbestand minstens een leeftijd van zestig jaar hebben. Dat aan die voorwaarden is voldaan, moet blijken uit deel 3 van het natuurbeheerplan als vermeld in bijlage 1 bij het besluit van 14 juli 2017;
4° het terrein, vermeld in punt 1°, niet geheel of gedeeltelijk verworven is met overheidsmiddelen;
5° de aanvrager de verbintenisvoorwaarde, vermeld in artikel 14 van dit besluit, onderschrijft.
In het eerste lid, 2°, wordt verstaan onder inheemse soorten: de boomsoorten die voorkomen in bijlage 1 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 oktober 2015 betreffende het verlenen van subsidies voor bebossing en herbebossing met toepassing van het Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling voor de programmaperiode 2014-2020.
Art. 14. Om een bosomvormingssubsidie te verkrijgen, verbindt de aanvrager zich ertoe de omvorming, vermeld in artikel 13, eerste lid, 3°, van dit besluit, te starten binnen de twee jaar na de beslissing over de subsidieaanvraag.
Art. 15. § 1. De bosomvormingssubsidie wordt forfaitair bepaald op een jaarlijks bedrag van 140 euro per hectare die wordt omgevormd.
Het forfaitaire subsidiebedrag als vermeld in het eerste lid, wordt, voor het werkingsjaar 2018 en de daarop volgende jaren, jaarlijks aangepast aan de gezondheidsindex volgens de volgende formule:
zx = z * ix/i 2017
De onderdelen van de formule moeten als volgt worden begrepen:
1° zx : het geïndexeerde forfaitaire subsidiebedrag voor het werkingsjaar x;
2° z : de forfaitaire subsidiebedragen, vermeld in het tweede lid;
3° ix : gezondheidsindex van de maand januari van het jaar x;
4° i2017 : gezondheidsindex van de maand januari van het jaar 2017.

Onder de gezondheidsindex wordt verstaan het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij wet van 30 maart 1994.
§ 2. De bosomvormingssubsidie wordt toegekend voor een periode van zes jaar, behalve als het natuurbeheerplan voor het verstrijken van die periode wordt opgeheven met toepassing van artikel 16decies van het decreet van 21 oktober 1997. De bosomvormingssubsidie kan alleen worden verleend voor een periode van maximaal twaalf jaar.
De bosomvormingssubsidie wordt jaarlijks uitbetaald samen met de beheersubsidie.
Artikel 12, § 2, is van overeenkomstige toepassing op de aanvullende bosomvormingssubsidie.
§ 3. De bosomvormingssubsidie kan maar één keer verkregen worden voor hetzelfde terrein.
Afdeling 3. - Aanvullende subsidie voor het behoud en de verbetering van soorten
Art. 16. Naast de beheersubsidie kunnen natuurlijke personen, privaatrechtelijke rechtspersonen en besturen een subsidie verkrijgen voor het beheer van leefgebieden voor de soorten, opgesomd in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd, op voorwaarde dat:
1° wordt voldaan aan de voorwaarden, vermeld in artikel 11 van dit besluit;
2° de maatregelen waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, geen deel uitmaken van het reguliere beheer van vegetaties die subsidiabel zijn met toepassing van hoofdstuk 2, afdeling 1 van dit besluit, en relevant en nodig zijn voor de instandhouding en het herstel van de soorten in het leefgebied en de verbetering van de kwaliteit van het leefgebied;
3° het leefgebied waarin de maatregelen worden uitgevoerd, opgenomen is in het natuurbeheerplan als een natuurstreefbeeld als vermeld in bijlage 3B bij het besluit van 14 juli 2017;
4° de aanvrager het engagement om de beheermaatregelen, in voorkomend geval met inbegrip van de technische voorwaarden, vermeld in artikel 17, § 3, en bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd, uit te voeren, opneemt in het natuurbeheerplan. Dat aan die voorwaarde is voldaan, moet blijken uit deel 4 van het natuurbeheerplan als vermeld in bijlage 1 bij het besluit van 14 juli 2017.
Art. 17. § 1. De subsidie voor de maatregelen wordt forfaitair bepaald en wordt gekoppeld aan bepaalde soortengroepen, opgenomen in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.
§ 2. Met toepassing van het eerste lid wordt de forfaitaire subsidie bepaald op:
pakket maatregelen soortengroep bedrag per jaar
1 onderhoud van greppels met het oog op slikranden 1 0,3 euro per meter
2 onderhoud van kleine landschapselementen: haag 2 + 3 + 4 + 8 1,5 euro per meter
3 onderhoud van kleine landschapselementen: houtkant 2 + 3 + 4 + 8 25 euro per are
4 onderhoud van kleine landschapselementen: knotbomen 2 + 8 1,5 euro per boom
5 onderhoud van kale bodem - microschaal 2 + 3 + 4 + 5 + 6 25 euro per are kale bodem
6 gefaseerd maaien omwille van ongewervelden 2 + 3 + 4 + 5 + 6 + 8 110 euro per ha
7 hakhout- of middelhoutbeheer 6 + 7 + 8 + 9 100 euro per ha
8 ruimen van poelen die kleiner zijn dan 100 m² 12 70 euro per poel
9 ruimen van poelen die groter zijn dan 100 m² en maximaal 300 m² zijn 12 125 euro per poel
10 ruimen van poelen die groter zijn dan 300 m² 12 175 euro per poel
11 traditioneel vijverbeheer kleiner dan 3 ha, met uitsluiting van het ruimen van het slib 10 + 11 + 12 + 13 580 euro per vijver
12 traditioneel vijverbeheer groter dan 3 ha, met uitsluiting van het ruimen van het slib 10 + 11 + 12 + 13 860 euro per vijver
13 maaien bij traditioneel vijverbeheer 11 + 12 + 13 1850 euro per ha

De forfaitaire subsidiebedragen als vermeld in het eerste lid, worden, voor het werkingsjaar 2018 en de daarop volgende jaren, elk jaarlijks aangepast aan de gezondheidsindex volgens de volgende formule:
zx = z * ix/i 2017
De onderdelen van de formule moeten als volgt worden begrepen:
1° zx : het geïndexeerde forfaitaire subsidiebedrag voor het werkingsjaar x;
2° z : de forfaitaire subsidiebedragen, vermeld in het tweede lid;
3° ix : gezondheidsindex van de maand januari van het jaar x;
4° i2017 : gezondheidsindex van de maand januari van het jaar 2017.

Onder de gezondheidsindex wordt verstaan het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij wet van 30 maart 1994.
De subsidie voor de maatregel van pakket 1 kan niet worden verkregen als de maatregel aansluit bij de realisatie van de vegetatiestreefbeelden 1310 - 1330 - 6410 - rbbhc - rbbzil, vermeld in bijlage 3A bij het besluit van 14 juli 2017.
De subsidie voor de maatregel van pakket 13 kan alleen worden verkregen in combinatie met de subsidie voor de maatregelen van pakket 11 of pakket 12.
§ 3. De toekenning van de subsidie voor de uitvoering van de maatregelen, vermeld in paragraaf 2, is afhankelijk van de naleving van de technische voorwaarden, opgenomen in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.
Artikel 12, § 2, is van overeenkomstige toepassing op de aanvullende subsidie voor het beheer van leefgebieden voor soorten.
§ 4. De subsidie wordt toegekend voor een periode van zes jaar, behalve als het natuurbeheerplan vóór het verstrijken van die periode wordt opgeheven met toepassing van artikel 16decies van het decreet van 21 oktober 1997.
De subsidie wordt jaarlijks uitbetaald samen met de beheersubsidie.
Afdeling 4. - Aanvullende subsidie voor de opvolging van resultaatindicatoren
Art. 18. Naast de beheersubsidie kunnen natuurlijke personen, privaatrechtelijke rechtspersonen en besturen een subsidie verkrijgen voor de opvolging van resultaatindicatoren op voorwaarde dat:
1° wordt voldaan aan de voorwaarden, vermeld in artikel 11 van dit besluit;
2° de aanvrager het engagement om de opvolging van resultaatindicatoren uit te voeren, opneemt in het natuurbeheerplan. Dat aan die voorwaarde is voldaan, moet blijken uit deel 5 van het natuurbeheerplan als vermeld in bijlage 1 bij het besluit van 14 juli 2017.
Art. 19. § 1. De subsidie wordt forfaitair bepaald op een jaarlijks bedrag van 20 euro per hectare boven de beheersubsidie, toegekend voor de natuurstreefbeelden waarvoor er resultaatindicatoren worden opgevolgd.
De subsidie vermeld in het eerste lid kan verhoogd worden tot:
1° een jaarlijks bedrag van 50 euro per hectare voor het inventariseren van soorten via gestandaardiseerde vangst- of telmethodes;
2° een jaarlijks bedrag van 150 euro per gemeten peilbuis.
De forfaitaire subsidiebedragen als vermeld in het eerste en het tweede lid, worden, voor het werkingsjaar 2018 en de daarop volgende jaren, elk jaarlijks aangepast aan de gezondheidsindex volgens de volgende formule:
zx = z * ix/i 2017
De onderdelen van de formule moeten als volgt worden begrepen:
1° zx : het geïndexeerde forfaitaire subsidiebedrag voor het werkingsjaar x;
2° z : de forfaitaire subsidiebedragen, vermeld in het tweede lid;
3° ix : gezondheidsindex van de maand januari van het jaar x;
4° i2017 : gezondheidsindex van de maand januari van het jaar 2017.

Onder de gezondheidsindex wordt verstaan het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij wet van 30 maart 1994.
§ 2. De subsidie wordt toegekend voor een periode van zes jaar, behalve als het natuurbeheerplan vóór het verstrijken van die periode wordt opgeheven met toepassing van artikel 16decies van het decreet van 21 oktober 1997.
De subsidie wordt jaarlijks uitbetaald samen met de beheersubsidie.
Artikel 12, § 2, is van overeenkomstige toepassing op de aanvullende subsidie voor de opvolging van resultaatindicatoren.
Afdeling 5. - Aanvullende subsidie voor het bereiken en het beheer van het natuurstreefbeeld onbeheerde climaxvegetaties
Art. 20. Naast de beheersubsidie kunnen natuurlijke personen, privaatrechtelijke rechtspersonen en besturen een subsidie verkrijgen voor het bereiken en nastreven van onbeheerde climaxvegetaties op voorwaarde dat:
1° wordt voldaan aan de voorwaarden, vermeld in artikel 11 van dit besluit;
2° de aanvrager op het ogenblik van de aanvraag over een goedgekeurd natuurbeheerplan beschikt dat voldoet aan de voorwaarden voor het beheer van een terrein van type vier;
3° het beheer betrekking heeft op onbeheerde climaxvegetaties als vermeld in bijlage 3, onderdeel C bij het besluit van 14 juli 2017.
Art. 21. § 1. De subsidie wordt forfaitair bepaald op een jaarlijks bedrag van 175 euro per hectare.
De subsidie wordt verhoogd tot een jaarlijks bedrag van 325 euro per hectare als naast de voorwaarden, vermeld in artikel 20, wordt voldaan aan de volgende bijzondere voorwaarden:
1° het bosbestand heeft een leeftijd van ten minste honderd jaar;
2° de streefbeelden bevinden zich op voedselrijke bodems met een potentieel hoge opstandwaarde.
De forfaitaire subsidiebedragen als vermeld in het tweede lid, worden, voor het werkingsjaar 2018 en de daarop volgende jaren, elk jaarlijks aangepast aan de gezondheidsindex volgens de volgende formule:
zx = z * ix/i 2017
De onderdelen van de formule moeten als volgt worden begrepen:
1° zx : het geïndexeerde forfaitaire subsidiebedrag voor het werkingsjaar x;
2° z : de forfaitaire subsidiebedragen, vermeld in het tweede lid;
3° ix : gezondheidsindex van de maand januari van het jaar x;
4° i2017 : gezondheidsindex van de maand januari van het jaar 2017.

Onder de gezondheidsindex wordt verstaan het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij wet van 30 maart 1994.
§ 2. De subsidie wordt toegekend voor een periode van zes jaar, behalve als het natuurbeheerplan voor het verstrijken van die periode wordt opgeheven met toepassing van artikel 16decies van het decreet van 21 oktober 1997.
De subsidie wordt jaarlijks uitbetaald samen met de beheersubsidie.
Artikel 12, § 2, is van overeenkomstige toepassing op de aanvullende subsidie voor het nastreven van onbeheerde climaxvegetaties.
HOOFDSTUK 3. - Subsidies voor investeringen
Afdeling 1. - Projectsubsidies natuur
Art. 22. Natuurlijke personen, privaatrechtelijke rechtspersonen en besturen kunnen een projectsubsidie natuur verkrijgen als die het voorwerp uitmaakt van een projectoproep door het agentschap, op voorwaarde dat:
1° de aanvrager op het ogenblik van de aanvraag van de projectsubsidie ten minste beschikt over een goedgekeurde verkenning als vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van het besluit van 14 juli 2017, voor een natuurbeheerplan dat voldoet aan de voorwaarden voor het beheer van een terrein van type twee, drie of vier of de aanvrager zich ertoe verbindt om zo snel mogelijk en uiterlijk binnen twee jaar na de toekenning van de subsidie voor het terrein waarop het project wordt uitgevoerd, een aanvraag tot goedkeuring van een natuurbeheerplan van type twee, drie of vier in te dienen bij het agentschap. Als de aanvrager op het ogenblik van de aanvraag beschikt over een goedgekeurd natuurbeheerplan van type twee, drie of vier, moet het project waarvoor de projectsubsidie wordt aangevraagd, bijdragen tot het bereiken van minstens één gewenst natuurstreefbeeld dat opgenomen is in deel 1 van het natuurbeheerplan als vermeld in bijlage 1 bij het besluit van 14 juli 2017;
2° het project niet door de aanvrager zelf wordt uitgevoerd;
3° het project nog niet gestart is op het ogenblik van de goedkeuring van de projectsubsidie;
4° voor het project geen andere subsidies voor investeringen worden gevraagd met toepassing van dit besluit;
5° het project niet hoeft te worden uitgevoerd op basis van wettelijke verplichtingen en niet in strijd is met de geldende wetgeving;
6° uit de beoordeling, vermeld in artikel 26, § 2, van dit besluit, blijkt dat het project waarvoor de projectsubsidie wordt aangevraagd, een gunstige beoordeling heeft gekregen van het agentschap;
7° de aanvrager de verbintenisvoorwaarden, vermeld in artikel 23 van dit besluit, onderschrijft.
Art. 23. Om een projectsubsidie te verkrijgen, verbindt de aanvrager zich ertoe:
1° zo snel mogelijk en uiterlijk binnen drie jaar na de toekenning van de subsidie voor het terrein waarop het project wordt uitgevoerd, een aanvraag tot goedkeuring van een natuurbeheerplan van type twee, drie of vier in te dienen bij het agentschap, als er bij de aanvraag van de projectsubsidie nog geen natuurbeheerplan was goedgekeurd. Hierbij worden het project en de hiermee beoogde natuurstreefbeelden integraal opgenomen in de aanvraag tot goedkeuring of wijziging van het natuurbeheerplan;
2° het project waarvoor de projectsubsidie wordt aangevraagd, te starten uiterlijk in het jaar na het jaar waarin de subsidie wordt toegekend, en uiterlijk drie jaar na de toekenning van die subsidie beëindigd te hebben;
3° het project met toepassing van het regelgevende kader voor overheidsopdrachten te gunnen en te doen uitvoeren als de aanvrager of het project valt onder het toepassingsgebied van de wetgeving op overheidsopdrachten. Als de aanvrager niet onder het toepassingsgebied van de wetgeving op overheidsopdrachten valt, ten minste drie relevante offertes aanvragen voor de uitvoering van het project;
4° het project waarvoor de projectsubsidie wordt aangevraagd, uit te voeren conform het goedgekeurde projectvoorstel. De aanvrager draagt er in het bijzonder zorg voor dat over de realisatie van het project wordt gecommuniceerd op de wijze, vermeld in de projectoproep, vermeld in artikel 25;
5° de voorwaarden, vermeld in artikel 22, in stand te houden.
Art. 24. De berekeningsbasis van de projectsubsidie zijn de totale en aangetoonde kosten van het werk waarvoor de projectsubsidie wordt aangevraagd, verminderd met de eventuele inkomsten van de uitvoering van het gesubsidieerde werk, behoudens de inkomsten ten gevolge van de verkoop van het gekapt hout. Maximaal 10% van die kosten, tot maximaal 5000 euro, inclusief btw, kan worden ingezet voor de voorbereiding en begeleiding van werken.
Om subsidiabel te zijn, bedragen de totale en aangetoonde kosten van het werk of de werken ten minste 3000 euro, inclusief btw.
Onder voorbehoud van het tweede lid, bedraagt de reguliere projectsubsidie:
1° 50 % van het bedrag, vermeld in het eerste lid, voor een natuurbeheerplan van type twee;
2° 80 % van het bedrag, vermeld in het eerste lid, voor een natuurbeheerplan van type drie;
3° 90 % van het bedrag, vermeld in het eerste lid, voor een natuurbeheerplan van type vier.
Indien het terrein waarop de projectsubsidie betrekking heeft PAS-relevant is als vermeld in artikel 12, § 1, 3°, bedraagt de projectsubsidie:
1° 75 % van het bedrag als vermeld in het eerste lid voor een natuurbeheerplan van type twee;
2° 90 % van het bedrag als vermeld in het eerste lid voor een natuurbeheerplan van type drie;
3° 95 % van het bedrag als vermeld in het eerste lid voor een natuurbeheerplan van type vier.
Art. 25. Uiterlijk op 31 januari kan het agentschap een projectoproep lanceren. De oproep wordt minstens bekendgemaakt in ten minste drie dagbladen die in het Vlaamse Gewest worden verspreid en op de website van het agentschap.
De projectoproep vermeldt minstens:
1° het voorwerp van het project;
2° de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om een projectsubsidie te kunnen verkrijgen, vermeld in artikel 22 en 23, inclusief de wijze waarop over de realisatie van het project wordt gecommuniceerd;
3° de beoordelingscriteria, vermeld in artikel 26, § 2. In de oproep wordt de integrale tekst van artikel 26, § 2, vermeld;
4° waar, hoe en wanneer de aanvraag van de projectsubsidie uiterlijk ingediend moet worden. De ontvankelijke aanvraag moet uiterlijk op 30 april van het jaar waarin de projectoproep is gelanceerd, worden ingediend;
5° het maximale subsidiebedrag en subsidiepercentage per project.
Art. 26. § 1. Met behoud van de verplichtingen, vermeld in artikel 6, § 2, van dit besluit, bevat de aanvraag van de projectsubsidie:
1° een inhoudelijke omschrijving van het project, die minstens de volgende gegevens bevat:
a) een omschrijving van de uitgangssituatie en de beoogde resultaten;
b) een verantwoording van de wijze waarop het project waarvoor de projectsubsidie wordt aangevraagd, ertoe kan bijdragen om een hogere natuurkwaliteit te ontwikkelen of om het natuurlijk milieu te verbeteren met het oog op het behalen van een natuurstreefbeeld als vermeld in bijlage 3 en 4 bij het besluit van 14 juli 2017, op het terrein dat wordt beheerd door de aanvrager;
2° een plan van aanpak, dat minstens de volgende gegevens bevat:
a) een stappenplan met een omschrijving van de uit te voeren maatregel of de uit te voeren maatregelen, de timing ervan en, als dat relevant is voor het project, een opgave van de verschillende fasen en de beoogde tussentijdse resultaten;
b) de totale uitvoeringstermijn van het project, zonder dat die de termijn, vermeld in artikel 23, 1°, van dit besluit, kan overschrijden;
c) de communicatie over de uitvoering en de resultaten van het project;
3° een gedetailleerd overzicht en een gedetailleerde berekening van de totale kosten en inkomsten van het project.
Voor de opmaak van het projectvoorstel wordt gebruikgemaakt van de formulieren, waarvan het model ter beschikking wordt gesteld op de website van het agentschap.
§ 2. Het agentschap beoordeelt de ontvankelijke projectsubsidieaanvraag op basis van de volgende criteria:
1° de bijdrage van het werk of de werken aan de instandhoudingsdoelstellingen;
2° de doelmatigheid van het werk of de werken;
3° de kosteneffectiviteit;
4° de wijze van communicatie.
De minister kan de criteria, vermeld in het eerste lid, verduidelijken overeenkomstig de beleidsprioriteiten en de noodwendigheden, en kan aan elk criterium een bepaald gewicht toekennen.
Het advies van het agentschap, vermeld in artikel 7, § 2, bevat de beoordeling van de criteria, vermeld in het eerste lid. Het advies bevat de rangschikking van de projectvoorstellen waarover een gunstig advies verleend is.
§ 3. Uiterlijk op 1 oktober van het jaar waarin de projectoproep is gelanceerd, beslist de minister over de toekenning van de projectsubsidies. In de beslissing van de minister, vermeld in artikel 7, § 4, eerste lid, worden de projectsubsidies toegekend in de volgorde van de rangschikking die aan de projecten is gegeven.
Het agentschap deelt de beslissing met een beveiligde zending mee aan de indieners van de projectvoorstellen. Aan de begunstigde of de begunstigden van de projectsubsidie wordt ook het maximale bedrag van de projectsubsidie per project meegedeeld.
Art. 27. § 1. Na de ontvangst van de beslissing, vermeld in artikel 26, § 3, tweede lid, kan de begunstigde van de projectsubsidie een schuldvordering indienen bij het agentschap voor een of meer facturen die betrekking hebben op de uitvoering van het project.
Het bedrag van de subsidie wordt betaald in maximaal drie schijven tegen 15 april, 15 augustus en 15 december van elk jaar. De begunstigde van de subsidies dient zijn schuldvordering minstens twee maanden voor een van die betaaldata in bij het agentschap. Voor de schuldvorderingen die later worden ingediend, wordt de betaling van de subsidies verschoven naar de eerstvolgende betaaldatum.
De betaling van het bedrag, vermeld in het tweede lid, wordt gedaan als de begunstigde van de projectsubsidie alle vergunningen, machtigingen of toelatingen heeft die zijn vereist voor de uitvoering van het project.
De begunstigde van de projectsubsidie bezorgt op vraag van het agentschap alle vergunningen, machtigingen of toelatingen die zijn vereist voor de uitvoering van het project, en voegt deze toe bij de schuldvordering, vermeld in artikel 7, § 4, tweede lid.
§ 2. Uiterlijk zes maanden na de afloop van het project bezorgt de begunstigde van de projectsubsidie een inhoudelijk eindverslag aan het agentschap, dat minstens de volgende gegevens bevat:
1° een weergave van de beoogde en de bereikte resultaten van het project;
2° een beknopte beschrijving van de activiteiten in het kader van het project.
Bij het inhoudelijk eindverslag wordt een financieel eindrapport gevoegd, dat de volgende gegevens bevat:
1° een gedetailleerde financiële eindafrekening;
2° een schuldvordering voor het saldo van de projectsubsidie;
3° in voorkomend geval een staat van de inkomsten;
4° in voorkomend geval de gegevens over andere verkregen subsidies als vermeld in artikel 3, § 2, tweede lid.
De begunstigde van de projectsubsidie bezorgt het agentschap, samen met het financieel eindrapport, alle bewijsstukken ter staving van de gegevens, vermeld in het tweede lid. Zolang geen gevolg is gegeven aan dat verzoek, wordt het saldo van de projectsubsidie, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, niet betaald.
Het agentschap voert op basis van het inhoudelijk eindverslag, in het bijzonder voor een projectsubsidie hoger dan 20.000 euro, terreincontrole uit.
Voor de opmaak van het inhoudelijk eindverslag en het financieel eindrapport wordt gebruikgemaakt van de formulieren, waarvan het model ter beschikking wordt gesteld op de website van het agentschap.
§ 3. Als uit het inhoudelijk eindverslag blijkt dat de begunstigde van de projectsubsidie de voorwaarden, vermeld in artikel 23, heeft nageleefd, betaalt het agentschap het saldo van de projectsubsidie.
Als uit het inhoudelijk eindverslag blijkt dat de begunstigde de voorwaarden, vermeld in artikel 23, niet of onvoldoende heeft nageleefd, wordt de subsidie teruggevorderd conform artikel 9 en 10.
Afdeling 2. - Restfinanciering LIFE-programma
Art. 28. De begunstigde van een subsidie die toegekend is in het kader van het LIFE-programma, kan een restfinancieringssubsidie verkrijgen, op voorwaarde dat:
1° het project uitvoering geeft aan de instandhoudingsdoelstellingen;
2° het project voor de indiening bij de Europese Commissie is afgestemd met het agentschap;
3° in voorkomend geval het project in overeenstemming is met de bepalingen van het managementplan Natura 2000, vermeld in artikel 50septies van het decreet van 21 oktober 1997, en met de natuurbeheerplannen die uitvoering geven aan dat managementplan;
4° het werk of de werken waarvoor de restfinancieringsbijdrage wordt aangevraagd, niet hoeven te worden uitgevoerd op basis van wettelijke verplichtingen en niet in strijd zijn met de geldende wetgeving;
5° de aanvrager de verbintenisvoorwaarden, vermeld in artikel 29 van dit besluit, onderschrijft.
Art. 29. Om een restfinancieringssubsidie te verkrijgen, verbindt de aanvrager zich ertoe:
1° voor de beëindiging van het project dat wordt gefinancierd in het kader van het LIFE-programma, een aanvraag tot goedkeuring van een natuurbeheerplan van type twee, drie of vier voor het terrein waarbinnen het werk wordt uitgevoerd, in te dienen bij het agentschap als er bij de aanvraag nog geen natuurbeheerplan was goedgekeurd. Hierbij worden het project en de hiermee beoogde natuurstreefbeelden integraal opgenomen in de aanvraag tot goedkeuring of wijziging van het natuurbeheerplan;
2° de rapportage die verplicht is op basis van het LIFE-programma, vermeld in punt 1°, en alle relevante communicatie met de Europese Commissie aan het agentschap te bezorgen;
3° er zorg voor te dragen dat er over de realisatie van het project waarvoor de restfinancieringssubsidie wordt aangevraagd, wordt gecommuniceerd op de wijze die door de minister of door de door de minister gevolmachtigde ambtenaar wordt bepaald.
Art. 30. Het bedrag van de restfinancieringssubsidie bedraagt 100% van de subsidieerbare kosten, die volgens de volgende stappen worden berekend:
1° stap 1: bepalen van de subsidieerbare kosten in het project: totale kosten van het project, verminderd met de niet-subsidieerbare kosten, namelijk:
a) aankopen van grond en kapitaalinvesteringen als vermeld in het project dat wordt gefinancierd in het kader van het LIFE-programma;
b) de kosten van de werken die deel uitmaken van het project en die worden gefinancierd door een overheid, behalve als ze worden gefinancierd door besturen;
2° stap 2: bepalen van de subsidieerbare kosten in het kader van de Europese financiering op basis van het LIFE-programma, vermeld in punt 1°, a): het Europese cofinancieringspercentage, vermenigvuldigd met het resultaat uit stap 1 als vermeld in punt 1° ;
3° stap 3: bepalen van de restfinancieringssubsidie: resultaat van stap 1 als vermeld in punt 1°, verminderd met het resultaat van stap 2 als vermeld in punt 2°.
Art. 31. § 1. Met behoud van de verplichtingen, vermeld in artikel 6, § 2, bevat de aanvraag van de restfinancieringssubsidie het projectvoorstel zoals het is goedgekeurd in het kader van het LIFE-programma, met inbegrip van een gedetailleerd overzicht en een gedetailleerde berekening van de totale kosten van het project, en de gunningsbeslissing die is genomen in het kader van dat programma.
De aanvraag wordt ingediend in de loop van de maand januari die volgt op het jaar van de gunningsbeslissing die is genomen in het kader van het LIFE-programma, vermeld in het eerste lid.
§ 2. De restfinancieringssubsidie wordt betaald nadat de begunstigde van de subsidie de betaling heeft ontvangen in het kader van de Europese cofinanciering op basis van het LIFE-programma, vermeld in paragraaf 1, eerste lid. De restfinancieringssubsidie wordt betaald volgens dezelfde percentages als de percentages die worden toegepast in het kader van de Europese financiering.
De restfinancieringssubsidie wordt betaald in schijven, zoals bepaald in het kader van de Europese financiering. Bij de schuldvordering, vermeld in artikel 7, § 4, tweede lid, wordt een bewijs gevoegd van de betaling die is uitgevoerd in het kader van de Europese cofinanciering op basis het LIFE-programma, vermeld in paragraaf 1, eerste lid.
HOOFDSTUK 4. - Aankoopsubsidies
Afdeling 1. - Aankoop van grond met het oog op de erkenning als natuurreservaat
Art. 32. Natuurlijke personen en privaatrechtelijke rechtspersonen kunnen een aankoopsubsidie verkrijgen, op voorwaarde dat:
1° de aanvrager op het ogenblik van de aanvraag over een goedgekeurd natuurbeheerplan beschikt dat voldoet aan de voorwaarden voor het beheer van een terrein van type vier;
2° de aangekochte grond of de grond waarvoor minstens een voorlopige verkoopsovereenkomst is afgesloten, kan worden ingepast in het globaal kader van de goedgekeurde verkenning, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van het besluit van 14 juli 2017, voor een natuurbeheerplan type vier;
3° de grond die is aangekocht, niet in eigendom of mede-eigendom toebehoort aan een overheid, tenzij het gaat om een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, een intercommunaal centrum voor maatschappelijk welzijn, een vereniging van openbare centra voor maatschappelijk welzijn, een polder, een watering of een vereniging van polders en wateringen, een kerkfabriek, elke andere rechtspersoon die voor de uitoefening van een openbare eredienst of voor verenigingen van vrijzinnigen, een polder, een watering of een vereniging van polders en wateringen onroerende goederen beheert;
4° op de grond die is aangekocht, geen goedgekeurd natuurbeheerplan van type twee, drie of vier van een andere beheerder van toepassing is waarmee het gewenste natuurstreefbeeld conform het managementplan Natura 2000, vermeld in artikel 50septies van het decreet van 21 oktober 1997, al wordt beoogd;
5° op de grond die is aangekocht, geen compensatie in natura als vermeld in artikel 90bis, § 4, eerste lid, 1°, van het Bosdecreet van 13 juni 1990, is toegepast;
6° in de verkoopakte vermeld wordt dat de koper de grond aankoopt om die te laten erkennen als natuurreservaat en de vestiging van een erfdienstbaarheid tot algemeen nut op het terrein, meer bepaald een publiekrechtelijke erfdienstbaarheid van duurzaam gebruik en langdurig beheer van het terrein als natuurreservaat, vermeld in artikel 16quater decies, § 2 van het decreet, van toepassing is op deze grond;
7° uit de beoordeling, vermeld in artikel 34, § 1, eerste en tweede lid, van dit besluit, blijkt dat de grond die is aangekocht, de doelmatigheidstoets doorstaat;
8° in de maand die volgt op de aankoop van een grond, aan het agentschap een overzicht van de aangekochte gronden wordt bezorgd. De aanvrager kan het overzicht van de aankopen van verschillende maanden bundelen, met een maximum van twaalf maanden. In dat geval kan de subsidie pas worden verkregen nadat het gebundelde overzicht aan het agentschap is bezorgd;
9° de aanvrager de verbintenisvoorwaarden, vermeld in artikel 33, tweede lid, van dit besluit, onderschrijft.
Het overzicht, vermeld in het eerste lid, 8°, bevat minstens de volgende gegevens:
1° het adres en minstens de kadastrale gegevens van de grond die is aangekocht;
2° de oppervlakte van de grond;
3° de bestemming van de grond op de plannen van aanleg of op de ruimtelijke uitvoeringsplannen, en de oppervlakte voor elke bestemming;
4° het aankoopbedrag inclusief alle kosten;
5° het nummer van het register van het goedgekeurde natuurbeheerplan van de aanvrager of de dossierreferentie van de beslissing van het agentschap over de goedkeuring van de verkenning, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van het besluit van 14 juli 2017;
6° de identiteit van de verkoper;
7° de gegevens, vermeld in artikel 6, § 2, eerste lid, 1°, 2° en 4°, van dit besluit. De verantwoording, vermeld in artikel 6, § 2, eerste lid, 4°, van dit besluit, wordt opgesteld op basis van de criteria, vermeld in artikel 34, § 1, eerste lid, van dit besluit. Als de grond binnen een zone of gebied als vermeld in artikel 34, § 1, derde lid, van dit besluit, ligt, hoeft geen verantwoording te worden gegeven.
Het overzicht, vermeld in het eerste lid, 8°, wordt met een beveiligde zending aan het agentschap bezorgd. Bij het overzicht worden een afschrift van de aankooptitel en alle bewijsstukken met betrekking tot die aankoop of aankopen gevoegd. Voor de opmaak van het overzicht wordt gebruikgemaakt van de formulieren, waarvan het model ter beschikking wordt gesteld op de website van het agentschap.
Art. 33. In dit artikel wordt verstaan onder vervreemding: verkopen, ruilen, schenken, het vestigen onder levenden van een recht van vruchtgebruik, een erfpacht of opstalrecht, het aangaan van een concessie voor de inbreng in een rechtspersoon van een grond die is aangekocht met een subsidie, verkregen met toepassing van dit besluit, de overdracht van aandelen van een vennootschap die de eigendom, mede-eigendom of een zakelijk recht heeft over een grond die is aangekocht met een subsidie als vermeld in dit besluit, het aangaan van een pachtovereenkomst, het aangaan van een onroerende leasing en het aangaan van een huurovereenkomst met een gecumuleerde duur van meer dan negen jaar.
Om een aankoopsubsidie te kunnen verkrijgen, verbindt de aanvrager zich ertoe:
1° binnen twee jaar na de toekenning van de subsidie een procedure tot wijziging van het natuurbeheerplan in te dienen bij het agentschap, als de samengevoegde oppervlakte van gronden die zijn aangekocht met een subsidie als vermeld in dit besluit, waarvoor het natuurbeheerplan niet is aangepast, en waarop het natuurbeheerplan van type vier betrekking heeft, meer bedraagt dan 10 hectare. Als deze oppervlakte 10 hectare bedraagt of minder, wordt binnen vier jaar na de toekenning van de subsidie een procedure tot wijzing van het natuurbeheerplan ingediend bij het agentschap
2° binnen drie jaar na de toekenning van de subsidie een aanvraag tot goedkeuring van een natuurbeheerplan van type vier in te dienen bij het agentschap als er bij de aanvraag nog geen natuurbeheerplan was goedgekeurd, maar wel een verkenning als vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van het besluit van 14 juli 2017;
3° het perceel dat is aangekocht met een aankoopsubsidie, niet te vervreemden, tenzij:
a) de minister daarvoor de toestemming verleent;
b) toepassing wordt gemaakt van de afwijking, vermeld in het vierde lid.
Het verzoek om toestemming voor vervreemding als vermeld in het tweede lid, 3°, wordt gericht aan het agentschap dat binnen dertig kalenderdagen advies verleent aan de minister. De minister beslist over het verzoek binnen dertig kalenderdagen na de ontvangst van het advies van het agentschap, waarna het agentschap de verzoeker met een beveiligde zending op de hoogte brengt van de beslissing van de minister.
In afwijking van het tweede lid, 3°, is een schenking toegestaan tussen verwanten tot en met de tweede graad. Een schenking overeenkomstig dit lid moet worden gemeld aan het agentschap. De melding wordt gedaan per beveiligde zending binnen de veertien kalenderdagen na de datum van de akte die de schenking vaststelt. Bij de melding wordt een afschrift van de akte van schenking gevoegd.
Degene aan wie de grond met toepassing van het vierde lid is vervreemd, is gehouden tot naleving van de verplichtingen, vermeld in het tweede lid.
Art. 34. § 1. Het agentschap voert een doelmatigheidstoets uit bij elke aanvraag van een aankoopsubsidie. De doelmatigheidstoets beoordeelt het nut van de aankoop voor het natuurbehoud en wordt, in afnemende mate van belang, uitgevoerd op basis van de volgende criteria:
1° de mate waarin de grond kan bijdragen aan de realisatie van de doelstellingen van het natuurbeheerplan van type vier in kwestie;
2° ligging in een projectgebied waarvoor restfinancieringssubsidies worden verkregen;
3° ligging in een zone waar instandhoudingsdoelstellingen en instandhoudingsmaatregelen gerealiseerd moeten worden buiten de speciale beschermingszones, vermeld in artikel 50ter, § 3, tweede lid, van het decreet van 21 oktober 1997;
4° wanneer de grond gelegen is in een leefgebied van een Europees te beschermen soort als vermeld in artikel 2, 63°, van het decreet van 21 oktober 1997;
5° de mate waarin de grond kan bijdragen aan:
a) de regionaal gunstige staat van instandhouding van de prioritaire habitats, vermeld in bijlage 1 bij het decreet van 21 oktober 1997;
b) het behoud of het herstel van een actueel habitat, een natuurstreefbeeld van regionaal belang als vermeld in bijlage 4 bij het besluit van 14 juli 2017, of een natuurstreefbeeld leefgebied als vermeld in bijlage 3B bij het besluit van 14 juli 2017, als die van toepassing zijn voor een natuurbeheerplan type drie of vier;
c) het behoud of het herstel van een minimale oppervlakte habitat of leefgebied, of een natuurstreefbeeld van regionaal belang;
d) de realisatie van de procesgestuurde natuur, vermeld in bijlage 3C bij het besluit van 14 juli 2017;
6° de bestemming van de grond volgens de bestemming op de plannen van aanleg of op de ruimtelijke uitvoeringsplannen, waarbij wordt nagegaan of voldaan is aan de criteria, vermeld in artikel 16ter decies, § 3 en § 4, van het decreet van 21 oktober 1997.
Bij het globaal kader van een goedgekeurde verkenning als vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van het besluit van 14 juli 2017, voor een natuurbeheerplan type vier, kan de beheerder van een terrein of zijn gevolmachtigde vragen om de doelmatigheidstoets uit te voeren voor een afgebakend gebied dat past binnen het globaal kader. De doelmatigheidstoets wordt dan ineens uitgevoerd voor alle gronden binnen dat gebied. De doelmatigheidstoets kan een verschillende uitkomst hebben voor de verschillende gronden in het gebied.
De doelmatigheidstoets wordt geïntegreerd in het advies, vermeld in artikel 7, § 2. Als de doelmatigheidstoets voor de grond die is aangekocht, negatief wordt beoordeeld, kan voor die grond geen aankoopsubsidie worden verkregen.
§ 2. Aankoopsubsidies worden niet ingezet in herbevestigd agrarisch gebied op gronden in landbouwgebruik.
Art. 35. Binnen de perken van het budget wordt het bedrag van de aankoopsubsidie voor iedere aanvrager als volgt bepaald:
1° 90 % van het aankoopbedrag, inclusief alle kosten, voor de schijf kleiner dan of gelijk aan 10.000 euro per hectare;
2° 80 % van het aankoopbedrag, inclusief alle kosten, voor de schijf groter dan 10.000 euro en kleiner dan of gelijk aan 15.000 euro per hectare;
3° 70 % van het aankoopbedrag, inclusief alle kosten, voor de schijf groter dan 15.000 euro en kleiner dan of gelijk aan 20.000 euro per hectare;
4° 60 % van het aankoopbedrag, inclusief alle kosten, voor de schijf groter dan 20.000 euro en kleiner dan of gelijk aan 25.000 euro per hectare;
5° 50 % van het aankoopbedrag, inclusief alle kosten, voor de schijf groter dan 25.000 euro en kleiner dan of gelijk aan 30.000 euro per hectare;
6° 40 % van het aankoopbedrag, inclusief alle kosten, voor de schijf groter dan 30.000 euro en kleiner dan of gelijk aan 35.000 euro per hectare;
7° 30 % van het aankoopbedrag, inclusief alle kosten, voor de schijf groter dan 35.000 euro en kleiner dan of gelijk aan 40.000 euro per hectare;
8° 20 % van het aankoopbedrag, inclusief alle kosten, voor de schijf groter dan 40.000 euro en kleiner dan of gelijk aan 45.000 euro per hectare;
9° 10 % van het aankoopbedrag, inclusief alle kosten, voor de schijf groter dan 45.000 euro en kleiner dan of gelijk aan 50.000 euro per hectare.
Als het terreinen betreft die binnen een projectgebied liggen waarvoor restfinancieringssubsidies worden verkregen, komt alleen het gedeelte van de aankoopprijs, inclusief alle kosten, dat niet gedekt is door de Europese subsidiëring die wordt verleend voor de aankoop van dat terrein, in aanmerking voor subsidiëring als vermeld in dit besluit. Op dat gedeelte van de aankoopprijs, inclusief alle kosten, wordt in afwijking van het eerste lid een percentage van 100 % toegepast.
De schijven vermeld in het eerste lid worden minstens elke vijf jaar geëvalueerd.
Art. 36. Het overzicht, vermeld in artikel 32, eerste lid, 8°, geldt als aanvraag van een aankoopsubsidie. Het agentschap onderzoekt de volledigheid ervan conform artikel 7, § 1, eerste lid.
Op basis van de gegevens van het ontvankelijk verklaarde overzicht verleent het agentschap een advies als vermeld in artikel 7, § 2, eerste lid, met inachtneming van de criteria, vermeld in artikel 34, § 1, eerste lid.
Afdeling 2. - Aankoop van grond met het oog op de bebossing ervan
Art. 37. Natuurlijke personen, privaatrechtelijke rechtspersonen en besturen kunnen een aankoopprojectsubsidie verkrijgen, op voorwaarde dat:
1° de aanvrager op het ogenblik van de aanvraag nog geen eigenaar of mede-eigenaar is van de grond;
2° de grond bij de aanvraag geen bos is als vermeld in artikel 3, § 1 en § 2, van het Bosdecreet van 13 juni 1990, en bestaat uit een minimale aaneengesloten oppervlakte van 0,5 hectare;
3° de grond op percelen ligt die zich bevinden in:
a) gebieden die aangewezen zijn op de plannen van aanleg of op de ruimtelijke uitvoeringsplannen en die behoren tot de categorie van gebiedsaanduiding "bos", "overig groen" of "reservaat en natuur". Een bestemmingsvoorschrift van een plan van aanleg is in elk geval vergelijkbaar met een categorie van gebiedsaanduiding, als die concordantie vermeld wordt in de tabel, vermeld in artikel 7.4.13, eerste lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, of in de concordantielijst, bepaald krachtens artikel 7.4.13, tweede lid, Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009. De bebossingen worden bij voorkeur uitgevoerd in het kader van de instandhoudingsdoelstellingen;
b) een speciale beschermingszone als vermeld in artikel 2, 43°, van het decreet van 21 oktober 1997, als de bebossing nodig is om instandhoudingsdoelstellingen te realiseren;
4° op de grond geen natuurwaarden aanwezig zijn die onverenigbaar zijn met de bebossing;
5° de bebossing niet hoeft te worden uitgevoerd op basis van een gerechtelijk bevel, een contractuele of een eenzijdige verbintenis en niet strijdig is met de geldende wetgeving;
6° uit de beoordeling, vermeld in artikel 41, § 2, van dit besluit, blijkt dat het projectvoorstel gunstig wordt beoordeeld;
7° de grond niet aangewend wordt voor een bebossing ter compensatie van een ontbossing als vermeld in artikel 90bis van het Bosdecreet van 13 juni 1990, in de vorm van een vermelding als perceel voor compenserende bebossing op het boscompensatievoorstel bij een concrete aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning voor ontbossing;
8° de aanvrager de verbintenisvoorwaarden, vermeld in artikel 38 van dit besluit, onderschrijft;
9° de grond die is aangekocht, niet in eigendom of mede-eigendom toebehoort aan een overheid, tenzij het gaat om een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, een intercommunaal centrum voor maatschappelijk welzijn, een vereniging van openbare centra voor maatschappelijk welzijn, een polder, een watering of een vereniging van polders en wateringen, een kerkfabriek, elke andere rechtspersoon die voor de uitoefening van een openbare eredienst of voor verenigingen van vrijzinnigen, een polder, een watering of een vereniging van polders en wateringen onroerende goederen beheert;
10° op de grond die wordt aangekocht, geen goedgekeurd natuurbeheerplan van type twee, drie of vier van een andere beheerder van toepassing is waarmee het gewenste natuurstreefbeeld conform het managementplan Natura 2000, vermeld in artikel 50septies van het decreet van 21 oktober 1997, al wordt beoogd.
Art. 38. Om een aankoopprojectsubsidie te verkrijgen, verbindt de aanvrager zich ertoe:
1° de bebossing van de te verwerven grond of de te verwerven gronden waarvoor de aankoopprojectsubsidie wordt aangevraagd, uiterlijk vijf jaar na de toekenning van die subsidie uit te voeren, tenzij de minister een afwijking daarvan toestaat;
2° de bebossing waarvoor de aankoopprojectsubsidie wordt aangevraagd, uit te voeren conform het daarvoor ingediende projectvoorstel. De aanvrager draagt er in het bijzonder zorg voor dat over de resultaten van het project wordt gecommuniceerd op de wijze die is bepaald in de projectoproep, vermeld in artikel 40 van dit besluit;
3° de bebossing gedurende minstens 25 jaar na de uitvoering van alle aanplantingen in stand te houden als bos als vermeld in artikel 3, § 1, van het Bosdecreet van 13 juni 1990, tenzij het agentschap op gemotiveerd verzoek van de aanvrager een afwijking daarvan verleent;
4° binnen drie jaar na de toekenning van de subsidie de aankoop van de te bebossen grond te hebben afgesloten, tenzij de minister een afwijking daarvan toestaat;
5° binnen drie jaar na de datum van de aankoop van de te bebossen grond een procedure voor de wijziging van het natuurbeheerplan van type twee, drie of vier, met een voorstel van toegankelijkheidsregeling, in te dienen bij het agentschap met het oog op de uitbreiding van het natuurbeheerplan met de grond die is aangekocht. Binnen drie jaar na de datum van de aankoop een aanvraag tot goedkeuring van een natuurbeheerplan van type twee, drie of vier, met een voorstel van toegankelijkheidsregeling, in te dienen bij het agentschap, als er bij de aanvraag nog geen natuurbeheerplan was goedgekeurd.
Art. 39. Binnen de perken van het budget, vermeld in het eerste lid, bedraagt de aankoopprojectsubsidie 60% van het aankoopbedrag, inclusief alle kosten. De subsidie kan gecumuleerd worden met subsidies van andere overheden, maar de totale subsidie mag, in afwijking van artikel 3, § 2, niet meer bedragen dan 60% van het aankoopbedrag, inclusief alle kosten. De aankoopprojectsubsidie bedraagt maximaal het bedrag vermeld in artikel 87, eerste lid, van het Bosdecreet van 13 juni 1990, waarbij alleen de effectief te bebossen delen van het terrein, inclusief bospaden en open plekken in het kader van het natuurbehoud, voor de berekening van het maximumbedrag in aanmerking komen.
Art. 40. Uiterlijk op 31 januari kan het agentschap een projectoproep lanceren. De oproep wordt minstens bekendgemaakt in ten minste drie dagbladen die in het Vlaamse Gewest worden verspreid en op de website van het agentschap.
De projectoproep vermeldt minstens:
1° het voorwerp van het project;
2° de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om een aankoopprojectsubsidie te kunnen verkrijgen, vermeld in artikel 37 en 38, inclusief de wijze waarop over de resultaten van het project, meer specifiek over de aankoop en de bebossing, wordt gecommuniceerd;
3° de beoordelingscriteria, vermeld in artikel 41, § 2. In de oproep wordt de integrale tekst van artikel 41, § 2, vermeld;
4° waar en wanneer de projectsubsidieaanvraag uiterlijk ingediend moet worden. De ontvankelijke aanvraag moet uiterlijk op 30 april van het jaar waarin de projectoproep is gelanceerd, worden ingediend;
5° het maximale subsidiebedrag per project.
Art. 41. § 1. Met behoud van de verplichtingen, vermeld in artikel 6, § 2, bevat de aanvraag van een aankoopprojectsubsidie:
1° de volgende gegevens over de aan te kopen grond:
a) een kaart waarop de grond is aangeduid;
b) de oppervlakte van de grond waarvoor de subsidies worden aangevraagd;
c) een bodemattest als vermeld in artikel 5, § 3, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006;
d) in voorkomend geval informatie over de aanwezigheid van een pacht en de opzegging ervan;
e) een situatieplan waarbij voor de aan te kopen grond de plaatsen worden aangeduid waar in de inrichtingswerken en de effectief te bebossen zones wordt voorzien;
2° een inhoudelijke omschrijving van het project, die minstens de volgende gegevens bevat:
a) een omschrijving van de uitgangssituatie, de ruimtelijke context met minstens zes verschillende, genummerde foto's, minstens drie van de plaats waar de geplande bebossing zal worden uitgevoerd en minstens drie van de te bebossen grond zelf en de percelen, palend aan deze grond en de beoogde resultaten;
b) een verantwoording van de inrichting en bebossing van de percelen waarvoor de aankoopprojectsubsidie wordt aangevraagd;
3° een plan van aanpak, dat minstens de volgende gegevens bevat:
a) een stappenplan met omschrijving van de inrichting, de bebossing en het verdere beheer na uitvoering, de timing ervan en, als dat relevant is voor het project, een opgave van de verschillende fasen en de beoogde tussentijdse resultaten met vermelding van de huidige en toekomstige verantwoordelijke voor het beheer en de personen, instanties en organisaties die bij het project betrokken zijn;
b) de totale uitvoeringstermijn van het project, zonder dat die de termijn, vermeld in artikel 38, 1°, van dit besluit, kan overschrijden;
c) de communicatie over de uitvoering en de resultaten van het werk of de werken;
4° een financieringsplan met een schatting van het aankoopbedrag van de grond, inclusief alle aankoopkosten, en een raming van de kosten voor de bebossing.
Voor de opmaak van het aankoopprojectvoorstel wordt gebruikgemaakt van de formulieren, waarvan het model ter beschikking wordt gesteld op de website van het agentschap.
§ 2. Het agentschap beoordeelt de ontvankelijke aankoopprojectsubsidieaanvraag op basis van de volgende criteria:
1° de ligging van de aan te kopen grond;
2° de visie op de inrichting en het gebruik van de aan te kopen grond;
3° de mate waarin draagvlak voor het project wordt gecreëerd en over de realisatie van het project wordt gecommuniceerd.
De minister kan de criteria, vermeld in het eerste lid, verduidelijken overeenkomstig de beleidsprioriteiten en de noodwendigheden, en kan aan elk van de criteria een bepaald gewicht toekennen.
Het advies van het agentschap, vermeld in artikel 7, § 2, bevat de beoordeling van de criteria, vermeld in het eerste lid. Het advies bevat de rangschikking van de projectvoorstellen waarover een gunstig advies verleend is.
§ 3. Uiterlijk op 1 oktober van het jaar waarin de projectoproep is gelanceerd, beslist de minister over de toekenning van de aankoopprojectsubsidies. In de beslissing van de minister, vermeld in artikel 7, § 4, eerste lid, worden de projectsubsidies toegekend in de volgorde van de rangschikking die aan de projecten is gegeven.
Het agentschap deelt de beslissing met een beveiligde zending mee aan de indieners van de projectvoorstellen. Aan de begunstigde of de begunstigden van de projectsubsidie wordt ook het maximale bedrag van de projectsubsidie per project meegedeeld.
Art. 42. § 1. Uiterlijk zes maanden nadat de aankoopakte van de grond is overgeschreven in de registers van de hypotheekbewaarder, kunnen de begunstigden van de aankoopprojectsubsidie bij het agentschap een schuldvordering indienen voor de subsidie.
De betaling van de subsidie, vermeld in het eerste lid, wordt alleen gedaan als de begunstigde van de projectsubsidie alle vergunningen, machtigingen of toelatingen die zijn vereist voor de uitvoering van het project, bij zijn verzoek tot betaling voegt. Bij de schuldvordering worden ook een afschrift van de aankooptitel en alle bewijsstukken met betrekking tot de aankoop gevoegd.
§ 2. Uiterlijk zes maanden na afloop van de bebossing bezorgt de begunstigde van de aankoopprojectsubsidie een inhoudelijk eindverslag aan het agentschap, dat minstens de volgende gegevens bevat:
1° een weergave van de beoogde en de bereikte resultaten van het project;
2° een beknopte beschrijving van de activiteiten in het kader van het project;
3° in voorkomend geval de gegevens over andere verkregen subsidies als vermeld in artikel 3, § 2, eerste lid.
Voor de opmaak van het inhoudelijk eindverslag wordt gebruikgemaakt van de formulieren, waarvan het model ter beschikking wordt gesteld op de website van het agentschap.
§ 3. Als uit het inhoudelijk eindverslag blijkt dat de begunstigde van de aankoopprojectsubsidie de voorwaarden, vermeld in artikel 38, niet of onvoldoende heeft nageleefd of als daarvoor niet de nodige garanties aanwezig zijn, wordt de subsidie teruggevorderd conform artikel 10.
HOOFDSTUK 5. - Subsidies in functie van de openstelling van terreinen
Afdeling 1. - Subsidies om terreinen toegankelijk te maken en te houden
Art. 43. Natuurlijke personen, privaatrechtelijke rechtspersonen en besturen kunnen een subsidie verkrijgen om een terrein toegankelijk te maken en te houden, op voorwaarde dat:
1° het terrein deel uitmaakt van een goedgekeurde toegankelijkheidsregeling als vermeld in artikel 12octies van het decreet van 21 oktober 1997. De toegankelijkheidsregeling moet deel uitmaken van een goedgekeurd natuurbeheerplan;
2° alle bestaande of toekomstige wegen die behoren tot de goedgekeurde toegankelijkheidsregeling of grenzen aan percelen die daartoe behoren, en de zones, vermeld in artikel 1, 13°, 14°, 15° en 16°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2008 betreffende de toegankelijkheid van de bossen en de natuurreservaten, het hele jaar gratis toegankelijk zijn voor het publiek. Als de ontoegankelijkheid wordt ingesteld voor de openbare veiligheid als vermeld in artikel 12septies, § 2, derde lid, 2°, van het decreet van 21 oktober 1997, wordt de ontoegankelijkheid beperkt tot de periode dat het noodzakelijk is en mag de ontoegankelijkheid maximaal twee maanden per jaar bedragen. Als de ontoegankelijkheid wordt ingesteld voor de bescherming van inheemse dier- en plantensoorten als vermeld in artikel 12septies, § 2, derde lid, 3°, van het decreet van 21 oktober 1997, wordt de ontoegankelijkheid beperkt tot de periode dat het noodzakelijk is en mag de ontoegankelijkheid maximaal vijf maanden per jaar bedragen. De totale periode van de ontoegankelijkheid voor zowel de openbare veiligheid als de bescherming van inheemse dier- en plantensoorten, mag maximaal vijf maanden per jaar bedragen;
3° de oppervlakte van het terrein waarop de toegankelijkheidsregeling betrekking heeft, ten minste 5 hectare bedraagt;
4° de aanvrager de verbintenisvoorwaarden, vermeld in artikel 44 van dit besluit, onderschrijft.
Art. 44. Om een subsidie te kunnen verkrijgen, verbindt de aanvrager zich ertoe:
1° de voorwaarden, vermeld in artikel 43, in stand te houden;
2° de toegankelijke wegen en zones toegankelijk en veilig te houden op maat van de betrokken doelgroepen.
Art. 45. § 1. De subsidie wordt forfaitair bepaald op:
1° een jaarlijks bedrag van 70 euro per hectare terrein dat deel uitmaakt van de toegankelijkheidsregeling voor het eerste jaar van de toegankelijkheidsstelling;
2° een jaarlijks bedrag van 40 euro per hectare terrein dat deel uitmaakt van de toegankelijkheidsregeling voor elk van de daaropvolgende jaren.
De forfaitaire subsidiebedragen als vermeld in het eerste lid, worden, voor het werkingsjaar 2018 en de daarop volgende jaren, elk jaarlijks aangepast aan de gezondheidsindex volgens de volgende formule:
zx = z * ix/i 2017
De onderdelen van de formule moeten als volgt worden begrepen:
1° zx : het geïndexeerde forfaitaire subsidiebedrag voor het werkingsjaar x;
2° z : de forfaitaire subsidiebedragen, vermeld in het tweede lid;
3° ix : gezondheidsindex van de maand januari van het jaar x;
4° i2017 : gezondheidsindex van de maand januari van het jaar 2017.

Onder de gezondheidsindex wordt verstaan het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij wet van 30 maart 1994.
Als het terrein een speelzone, bivakzone, hondenzone of vrij toegankelijke zone als vermeld in artikel 1, 13° tot en met 16°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2008 betreffende de toegankelijkheid van de bossen en de natuurreservaten omvat, wordt de subsidie voor die zone forfaitair bepaald op een jaarlijks bedrag van 120 euro per hectare van die zone.
§ 2. De subsidie wordt toegekend voor een periode van zes jaar, behalve als het natuurbeheerplan voor het verstrijken van die periode wordt opgeheven met toepassing van artikel 16decies van het decreet van 21 oktober 1997.
Als de toegankelijkheidsregeling vóór het verstrijken van de periode, vermeld in het eerste lid, wordt gewijzigd, herberekent het agentschap de subsidie, en brengt het de begunstigde van de subsidie met een beveiligde zending op de hoogte van het herberekende bedrag.
Het herberekende subsidiebedrag wordt vervolgens voor de resterende duur van de subsidieperiode betaald conform artikel 5, § 3, met behoud van toepassing van paragraaf 3.
§ 3. De subsidie wordt jaarlijks betaald. Als het bedrag kleiner is dan 300 euro per jaar, wordt de subsidie onmiddellijk voor een periode van drie jaar betaald. De daaropvolgende betaling voor een volgende periode van drie jaar wordt uitgevoerd drie jaar na de datum van de daaraan voorafgaande betaling.
Afdeling 2. - Projectsubsidies openstelling
Art. 46. Natuurlijke personen, privaatrechtelijke rechtspersonen en besturen kunnen een projectsubsidie verkrijgen voor de uitvoering van eenmalige inrichtingswerken die de sociale functie van een terrein bevorderen, op voorwaarde dat:
1° het project uitgevoerd wordt op een terrein dat deel uitmaakt van een goedgekeurde toegankelijkheidsregeling als vermeld in artikel 12octies van het decreet van 21 oktober 1997;
2° het project nog niet gestart is op het ogenblik van de aanvraag;
3° het project niet door de aanvrager zelf wordt uitgevoerd;
4° voor het project geen andere subsidies worden gevraagd met toepassing van dit besluit, met behoud van toepassing van de bepalingen over de cumulatie van subsidies, vermeld in artikel 3, § 2, van dit besluit;
5° het project niet hoeft te worden uitgevoerd op basis van wettelijke verplichtingen en niet in strijd is met de geldende wetgeving;
6° uit de beoordeling, vermeld in artikel 50, § 2, van dit besluit, blijkt dat het project waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, een voldoende score heeft gekregen om gesubsidieerd te worden;
7° de aanvrager de verbintenisvoorwaarden, vermeld in artikel 47 van dit besluit, onderschrijft.
Art. 47. Om een projectsubsidie te verkrijgen, verbindt de aanvrager zich ertoe:
1° de toegankelijkheidsregeling na de toekenning van de subsidie te zullen behouden voor de resterende termijn van het goedgekeurde natuurbeheerplan die ten minste nog zes jaar omvat;
2° het project waarvoor de projectsubsidie wordt aangevraagd, uiterlijk binnen een jaar na de toekenning van de subsidie te starten en uiterlijk binnen drie jaar na de toekenning van de subsidie te beëindigen;
3° het project waarvoor de projectsubsidie wordt aangevraagd, uit te voeren conform het daarvoor ingediende projectvoorstel. De aanvrager draagt er in het bijzonder zorg voor dat over de realisatie van het project wordt gecommuniceerd op de wijze die bepaald is in de projectoproep, vermeld in artikel 49;
4° het project in stand te houden;
5° het project gratis toegankelijk te maken voor het publiek.
Art. 48. De berekeningsbasis van de projectsubsidie zijn de totale en aangetoonde kosten van het project waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.
Om subsidiabel te zijn, bedragen de totale en aangetoonde kosten van het werk of de werken ten minste 2000 euro en maximaal 30.000 euro, inclusief btw. De kosten die de maximumgrens van 30.000 euro overstijgen, worden niet gesubsidieerd.
Onder voorbehoud van het tweede lid bedraagt de subsidie:
1° 80% van het bedrag, vermeld in het tweede lid, als de aanvrager een natuurlijke persoon of een privaatrechtelijke rechtspersoon is;
2° 50% van het bedrag, vermeld in het tweede lid, als de aanvrager een bestuur is.
Art. 49. Uiterlijk op 31 januari kan het agentschap een projectoproep lanceren. De oproep wordt minstens bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en op de website van het agentschap.
De projectoproep vermeldt minstens:
1° het voorwerp van het project;
2° de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om een projectsubsidie te kunnen verkrijgen, vermeld in artikel 46 en 47, inclusief de wijze waarop over de resultaten van het werk of de werken wordt gecommuniceerd;
3° de beoordelingscriteria, vermeld in artikel 50, § 2. In de oproep wordt de integrale tekst van artikel 50, § 2, vermeld;
4° waar en wanneer de projectsubsidieaanvraag uiterlijk ingediend moet worden. De ontvankelijke aanvraag moet uiterlijk op 30 april van het jaar waarin de projectoproep is gelanceerd, worden ingediend;
5° het maximale subsidiebedrag per project.
Art. 50. § 1. Met behoud van de verplichtingen, vermeld in artikel 6, § 2, bevat de aanvraag van de projectsubsidie:
1° een inhoudelijke omschrijving van het project, die minstens de volgende gegevens bevat:
a) een omschrijving van de uitgangssituatie en de beoogde resultaten;
b) een verantwoording van de wijze waarop de werken kunnen bijdragen tot de versterking van de sociale functie van natuur en bos;
2° een plan van aanpak, dat minstens de volgende gegevens bevat:
a) een stappenplan met omschrijving van het uit te voeren werk of de uit te voeren werken, de timing ervan en, als dat relevant is voor het project, een opgave van de verschillende fasen;
b) de totale uitvoeringstermijn van het project;
c) de communicatie over de uitvoering en de resultaten van het project;
3° een gedetailleerd overzicht en een gedetailleerde berekening van de totale kosten van het project.
Voor de opmaak van het projectvoorstel wordt gebruikgemaakt van de formulieren, waarvan het model ter beschikking wordt gesteld op de website van het agentschap.
§ 2. Het agentschap beoordeelt de ontvankelijke projectsubsidieaanvraag op basis van de volgende criteria:
1° de wijze waarop de openstelling van het terrein wordt opgevat in het natuurbeheerplan;
2° de wijze waarop het werk wordt uitgevoerd, waarbij meer specifiek de volgende aspecten worden beoordeeld:
a) de integratie van het werk in het terrein;
b) de duurzaamheid van de gebruikte materialen;
c) de ecologische draagkracht van het terrein;
d) de mate waarin bij de toegankelijkheid van het terrein rekening is gehouden met personen met een beperking;
e) de mate waarin bij de toegankelijkheid van het terrein rekening is gehouden met kinderen;
f) de mate waarin bij de toegankelijkheid van het terrein rekening is gehouden met de streekeigenheid of de eigenheid van het terrein;
3° het bezoekerspotentieel;
4° de kostprijs van het werk.
De minister kan de criteria, vermeld in het eerste lid, verduidelijken overeenkomstig de beleidsprioriteiten en de noodwendigheden, en kan aan elk van de criteria een bepaald gewicht toekennen.
Het advies van het agentschap, vermeld in artikel 7, § 2, bevat de beoordeling van de criteria, vermeld in het eerste lid. Het advies bevat de rangschikking van de projectvoorstellen waarover een gunstig advies is verleend.
§ 3. Uiterlijk op 1 oktober van het jaar waarin de projectoproep is gelanceerd, beslist de minister over de toekenning van de projectsubsidies. In de beslissing van de minister, vermeld in artikel 7, § 4, eerste lid, worden de projectsubsidies toegekend in de volgorde van de rangschikking van de projecten.
Het agentschap deelt de beslissing met een beveiligde zending mee aan de indieners van de projectvoorstellen. Aan de begunstigde of de begunstigden van de projectsubsidie wordt ook het maximale bedrag van de projectsubsidie per project meegedeeld.
Art. 51. § 1. Na de ontvangst van de beslissing, vermeld in artikel 50, § 3, tweede lid, kunnen de begunstigden van de projectsubsidie bij het agentschap een schuldvordering indienen voor de betaling van de eerste schijf. Het bedrag van de eerste betaling is beperkt tot 50% van het maximale bedrag van de projectsubsidie, vermeld in artikel 50, § 3, tweede lid. In afwijking daarvan kan het agentschap de projectsubsidie integraal betalen als de redenen daarvoor worden gemotiveerd.
§ 2. Uiterlijk zes maanden na afloop van het project bezorgt de begunstigde een inhoudelijk eindverslag aan het agentschap, dat minstens de volgende gegevens bevat:
1° een weergave van de beoogde en de bereikte resultaten van het project;
2° een beknopte beschrijving van de activiteiten in het kader van het project.
Bij het inhoudelijk eindverslag wordt een financieel eindrapport gevoegd, dat de volgende gegevens bevat:
1° een gedetailleerde financiële eindafrekening;
2° een schuldvordering voor het saldo van de projectsubsidie;
3° in voorkomend geval een staat van de inkomsten;
4° in voorkomend geval de gegevens over andere verkregen subsidies als vermeld in artikel 3, § 2, tweede lid.
De begunstigde van de projectsubsidie bezorgt het agentschap samen met het financieel eindrapport alle bewijsstukken ter staving van de gegevens, vermeld in het tweede lid. Zolang geen gevolg is gegeven aan dat verzoek, wordt het saldo van de projectsubsidie, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, niet betaald.
Voor de opmaak van het inhoudelijk eindverslag en het financieel eindrapport wordt gebruikgemaakt van de formulieren, waarvan het model ter beschikking wordt gesteld op de website van het agentschap.
§ 3. Als uit het inhoudelijk eindverslag blijkt dat de begunstigde de voorwaarden, vermeld in artikel 47, heeft nageleefd of daarvoor de nodige garanties aanwezig zijn, betaalt het agentschap het saldo van de projectsubsidie.
Als uit het inhoudelijk eindverslag blijkt dat de begunstigde de voorwaarden, vermeld in artikel 46, niet of onvoldoende heeft nageleefd of daarvoor niet de nodige garanties aanwezig zijn, wordt de subsidie geheel of gedeeltelijk teruggevorderd conform artikel 9 en 10.
Afdeling 3. - Subsidies voor de werking van onthaalpoorten
Art. 52. Natuurlijke personen en privaatrechtelijke rechtspersonen kunnen een onthaalsubsidie verkrijgen, op voorwaarde dat:
1° in de onmiddellijke omgeving van de onthaalpoort zich een natuurreservaat bevindt met een oppervlakte van ten minste 50 hectare dat wordt beheerd op basis van een natuurbeheerplan dat voldoet aan de voorwaarden voor het beheer van een terrein van type vier, en op voorwaarde dat er een goedgekeurde toegankelijkheidsregeling bestaat;
2° de wegen en zones die zijn aangewezen in de toegankelijkheidsregeling en die behoren tot het natuurreservaat, gratis toegankelijk zijn voor het publiek;
3° de onthaalpoort voldoet aan de volgende voorwaarden:
a) de constructie beschikt over alle nodige vergunningen, machtigingen of toelatingen;
b) de onthaalpoort omvat een informatieruimte over het natuurreservaat;
c) de individuele wandelaar kan op elk moment gratis een eenvoudige wandelkaart verkrijgen met basisinformatie over het natuurreservaat;
d) de onthaalpoort is minstens gedurende honderdvijftig dagdelen, waarvan minstens twintig percent gedurende weekend- en feestdagen, vrij toegankelijk voor het publiek. Een dagdeel bestaat uit vier openingsuren. Tijdens de openingsuren is een verantwoordelijke aanwezig om het publiek informatie te verstrekken;
4° de aanvrager een actieve vrijwillige gidsenwerking aantoont;
5° er minstens maandelijks een gratis publieksgerichte activiteit wordt georganiseerd over de natuur in de omgeving van de onthaalpoort;
6° de aanvrager de verbintenisvoorwaarde, vermeld in artikel 53, onderschrijft.
In het geval dat de aanvrager van de onthaalsubsidie en de beheerder van het betrokken natuurreservaat niet dezelfde natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon zijn, moet een schriftelijke overeenkomst tussen beide worden toegevoegd bij de aanvraag van de onthaalsubsidie. De overeenkomst moet ten minste zo lang geldig zijn als de looptijd van het natuurbeheerplan van het betrokken natuurreservaat.
Art. 53. Om een onthaalsubsidie te kunnen verkrijgen, verbindt de aanvrager zich ertoe de voorwaarden, vermeld in artikel 52, in stand te houden.
Art. 54. De onthaalsubsidie wordt forfaitair bepaald op een jaarlijks bedrag van 35.000 euro per onthaalpoort. Dat bedrag moet voor 60% worden verantwoord door personeelskosten die samenhangen met het onthaal van het publiek in het natuurreservaat. Bij de schuldvordering voegt de begunstigde van de onthaalsubsidie de nodige gegevens ter verantwoording van de personeelskosten.
De subsidie wordt verhoogd tot een jaarlijks bedrag van 50.000 euro per onthaalpoort als naast de voorwaarden, vermeld in artikel 52, wordt voldaan aan minstens vijf van de volgende bijzondere voorwaarden:
1° er worden jaarlijks ten minste 24 gratis publieksgerichte activiteiten georganiseerd over de natuur in de omgeving van de onthaalpoort;
2° er is een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met het oog op de maatschappelijke integratie;
3° er wordt jaarlijks ten minste één grote regionale natuuractiviteit georganiseerd met ten minste twee partners die mede instaan voor de promotie van de activiteit;
4° bij de onthaalpoort is een informatiepunt ingericht dat 24u op 24u beschikbaar is en informatie over het natuurreservaat bevat;
5° bij de onthaalpoort is een terrein met hoge natuurbelevingswaarde dat steeds gratis toegankelijk voor het publiek;,
6° bij de onthaalpoort wordt een programma aangeboden dat gericht is op een maximale natuurbeleving en aangepast is aan de noden van een specifieke doelgroep;.
7° bij de onthaalpoort is een vrij toegankelijk natuurbelevingspad of een ander pad met een vergelijkbare doelstelling.
HOOFDSTUK 6. - Subsidiëring van de opmaak van een natuurbeheerplan
Art. 55. Natuurlijke personen, privaatrechtelijke rechtspersonen en besturen kunnen een subsidie verkrijgen voor de opmaak van een nieuw natuurbeheerplan of de wijziging van een goedgekeurd natuurbeheerplan die betrekking heeft op de uitbreiding met bijkomende percelen, vermeld in artikel 12, § 1, van het besluit van 14 juli 2017, of die wordt uitgevoerd op verzoek van het agentschap als vermeld in artikel 12, § 2, van het besluit van 14 juli 2017, op voorwaarde dat:
1° het natuurbeheerplan dat wordt opgemaakt of wordt gewijzigd, voldoet aan de voorwaarden voor het beheer van een terrein van type twee, drie of vier;
2° het natuurbeheerplan een oppervlakte bestrijkt van ten minste 5 hectare;
3° de aanvrager de verbintenisvoorwaarde, vermeld in artikel 56 van dit besluit, onderschrijft.
Art. 56. Om een subsidie te verkrijgen, verbindt de aanvrager zich ertoe binnen drie jaar na de goedkeuring van de verkenning, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van het besluit van 14 juli 2017, de overige delen van het natuurbeheerplan, vermeld in artikel 3, eerste lid, 2° tot en met 5°, van het besluit van 14 juli 2017, ter goedkeuring in te dienen bij het agentschap.
Art. 57. § 1. De subsidie wordt forfaitair bepaald met toepassing van de volgende parameters:
1° de oppervlakte van het terrein waarop het natuurbeheerplan betrekking heeft;
2° de oppervlakte van de natuurstreefbeelden waarop het natuurbeheerplan betrekking heeft;
3° het aantal eigenaars die betrokken zijn bij de realisatie van het natuurbeheerplan.
Het bedrag van de subsidie wordt bepaald op:
1° voor parameter 1: een basisbedrag van 100 euro per hectare;
2° voor parameter 2: een aanvullend bedrag van 100 euro per hectare natuurstreefbeelden;
3° voor parameter 3: een aanvullend bedrag van 25 euro per hectare als ten minste drie en maximaal vijf eigenaars erbij betrokken zijn, een aanvullend bedrag van 50 euro per hectare als meer dan vijf en maximaal tien eigenaars erbij betrokken zijn en een aanvullend bedrag van 75 euro per hectare als meer dan tien eigenaars erbij betrokken zijn.
De forfaitaire subsidiebedragen als vermeld in het tweede lid, worden, voor het werkingsjaar 2018 en de daarop volgende jaren, elk jaarlijks aangepast aan de gezondheidsindex volgens de volgende formule:
zx = z * ix/i 2017
De onderdelen van de formule moeten als volgt worden begrepen::
1° zx : het geïndexeerde forfaitaire subsidiebedrag voor het werkingsjaar x;
2° z : de forfaitaire subsidiebedragen, vermeld in het tweede lid;
3° ix : gezondheidsindex van de maand januari van het jaar x;
4° i2017 : gezondheidsindex van de maand januari van het jaar 2017.

Onder de gezondheidsindex wordt verstaan het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij wet van 30 maart 1994.
In afwijking van het eerste lid kan bij de uitbreiding van een goedgekeurd natuurbeheerplan uitsluitend een subsidie worden verkregen voor parameter 2. In dat geval wordt de subsidie bepaald op basis van de oppervlakte van de natuurstreefbeelden waarmee het natuurbeheerplan wordt uitgebreid.
Er kan voor een bepaald natuurbeheerplan of voor de wijziging ervan maar één keer een subsidie worden verkregen. De wijziging van een goedgekeurd natuurbeheerplan is niet subsidiabel als voordien voor de opmaak van dat natuurbeheerplan al een subsidie werd verkregen.
§ 2. Na de goedkeuring van de verkenning, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van het besluit van 14 juli 2017 en na de ontvangst van de volledige en ontvankelijke subsidieaanvraag zoals vermeld in artikel 7, § 2, eerste lid, kan een eerste schijf van het subsidiebedrag worden aangevraagd. Het bedrag van de eerste schijf is het basisbedrag, berekend conform paragraaf 1, tweede lid, 1°.
Na de goedkeuring van deel 2 tot en met 5 van het natuurbeheerplan, vermeld in artikel 3, eerste lid, 2° tot en met 5°, van het besluit van 14 juli 2017, kan een tweede schijf worden aangevraagd. Het bedrag van de tweede schijf is het aanvullende bedrag, berekend conform paragraaf 1, tweede lid, 2° en 3°.
Art. 58. De bepalingen van dit besluit zijn ook van toepassing op de geïntegreerde beheerplannen, vermeld in artikel 16septies, achtste lid, van het decreet van 21 oktober 1997.
TITEL 3. - Boekhoudkundige verplichtingen
Art. 59. De begunstigden van subsidies voor de aankoop van grond, vermeld in titel 2, hoofdstuk 3, afdeling 2, en hoofdstuk 4, afdeling 2, van dit besluit, en de begunstigden van de onthaalsubsidies moeten, als ze ook commerciële activiteiten uitoefenen in het kader van die gesubsidieerde activiteiten, voor de financiering en de kosten ervan en voor de inkomsten uit die commerciële activiteiten, een gescheiden boekhouding voeren. Ze dragen er zorg voor dat in de door hen gevoerde boekhouding, zowel wat betreft de inkomsten als wat betreft de uitgaven, alsook wat betreft de parameters voor de toerekening van die kosten en inkomsten, een onderscheid wordt gemaakt tussen de activiteiten waarvoor een subsidie wordt ontvangen, en de activiteiten waarvoor geen subsidie wordt ontvangen.
TITEL 4. - Slotbepalingen
Art. 60. Met behoud van toepassing van artikel 61 worden de volgende regelingen opgeheven zes jaar na de datum van de inwerkingtreding van dit besluit:
1° het besluit van de Vlaamse Regering van 20 januari 1993 tot vaststelling van regelen betreffende de aanwijzing of erkenning en het beheer van de bosreservaten, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 september 2001, 7 maart 2008 en 29 mei 2009;
2° het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 betreffende de subsidiëring van beheerders van openbare en privé-bossen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008, 10 juni 2011 en 2 oktober 2015,
3° het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van natuurreservaten en van terreinbeherende natuurverenigingen en houdende toekenning van subsidies, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 april 2004, 21 april 2006, 7 maart 2008, 3 juli 2009, 10 juni 2011 en 10 januari 2013, met uitzondering van artikel 5 tot en met 9 en artikel 21, die onmiddellijk worden opgeheven.
Art. 61. § 1. Voor beheerplannen als vermeld in artikel 107 van het decreet van 9 mei 2014 tot wijziging van de regelgeving inzake natuur en bos, die zijn vastgesteld vóór de inwerkingtreding van dat artikel, gelden de volgende overgangsregels:
1° de beheerders van een erkend natuurreservaat die beschikken over een nog geldend beheerplan als vermeld in artikel 34, § 1, van het decreet van 21 oktober 1997, kunnen subsidies verkrijgen met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van natuurreservaten en van terreinbeherende natuurverenigingen en houdende toekenning van subsidies, zolang er geen definitieve beslissing is als vermeld in artikel 107, vijfde lid, van het decreet van 9 mei 2014. De overgangsregel geldt niet voor de subsidies vermeld in artikel 5 tot en met 9 en artikel 21 van het voormelde besluit. De voormelde beheerders kunnen, zolang er geen definitieve beslissing is als vermeld in artikel 107, vijfde lid, van het decreet van 9 mei 2014 tot wijziging van de regelgeving inzake natuur en bos:
a) aankoopsubsidies verkrijgen met toepassing van de bepalingen van de artikelen 32 tot en met 36 wanneer de aangekochte grond gelegen is in een visiegebied, vermeld in artikel 1, 6°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van natuurreservaten en van terreinbeherende natuurverenigingen houdende toekenning van subsidies, zonder dat ze moeten voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 32, eerste lid, 1° en 2°, artikel 33, tweede lid, 2°, van dit besluit. Wanneer het in voorkomend geval een grond betreft die uiterlijk twaalf maanden vóór de inwerkingtreding van dit besluit aangekocht is, met het oog op erkenning als natuurreservaat in toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van natuurreservaten en van terreinbeherende natuurverenigingen houdende toekenning van subsidies moet ook niet voldaan worden aan de voorwaarde vermeld in artikel 32, eerste lid, 6°, en aan de maximale termijn vermeld in artikel 32, eerste lid, 8° ;
b) onthaalsubidies verkrijgen met toepassing van de bepalingen van de artikelen 52 tot en met 54 van dit besluit, zonder dat ze moeten voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 52, 1°, van dit besluit;
2° de bosbeheerders die beschikken over een nog geldend beheerplan als vermeld in artikel 25 en 43 van het Bosdecreet van 13 juni 1990, kunnen subsidies verkrijgen met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 betreffende de subsidiëring van beheerders van openbare en privé-bossen, zolang er geen definitieve beslissing is als vermeld in artikel 107, vijfde lid, van het decreet van 9 mei 2014.
De aanvragen van subsidies met toepassing van de besluiten, vermeld in artikel 60, die zijn ingediend maar nog niet zijn afgehandeld vóór de inwerkingtreding van dit besluit, worden verder behandeld, toegekend en betaald volgens de bepalingen van de besluiten, vermeld in artikel 60.
Met behoud van de toepassing van het derde lid kunnen de bestaande beheerplannen, vermeld in het eerste lid, alleen aanleiding geven tot subsidies op grond van de regelingen, vermeld in artikel 60, gedurende een termijn van maximaal zes jaar vanaf de datum van de inwerkingtreding van dit besluit.
§ 2. Voor de omzetting van een beheerplan als vermeld in artikel 107 van het decreet van 9 mei 2014 tot wijziging van de regelgeving inzake natuur en bos, kan een subsidie worden verkregen van 100 euro per hectare natuurstreefbeeld dat wordt gewijzigd bij de omzetting van het beheerplan.
Art. 62. De volgende bepalingen van het decreet van 9 mei 2014 tot wijziging van de regelgeving inzake natuur en bos treden in werking op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit:
1° artikel 1;
2° artikel 2, 5°, voor wat betreft de in artikel 2 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu toegevoegde punten 50° tot en met 59° ;
3° artikel 3 tot en met 35;
4° artikel 54, 1° en 3° ;
5° artikel 55 tot en met 71;
6° artikel 72, 2° en 3° ;
7° artikel 73 tot en met 75;
8° artikel 77;
9° artikel 79;
10° artikel 81;
11° artikel 83 tot en met 87;
12° artikel 91;
13° artikel 97;
14° artikel 101;
15° artikel 107 tot en met 110.
Art. 63. De Vlaamse minister, bevoegd voor de landinrichting en het natuurbehoud, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 14 juli 2017.
De minister-president van de Vlaamse Regering
G. BOURGEOIS
De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw,
J. SCHAUVLIEGE

Bijlage 1. Ecoprofielen en soorten
soortengroep ecoprofiel soorten
1 vogels van natte graslanden kleine zilverreiger, steltkluut, kemphaan, kluut, tureluur, kwartelkoning, wulp, grutto, watersnip
2 dieren van structuurrijke graslanden in een kleinschalig landschap kwartelkoning, grauwe klauwier, grasmus, graspieper, paapje, haas, argusvlinder, oranje zandoogje, steenuil, geelgors, vleermuizen, roodborsttapuit, gouden tor, braamsluiper
3 dieren van natte, structuurrijke graslanden, ruigtes en grote zeggen zeggenkorfslak, moerassprinkhaan, zompsprinkhaan, bosrietzanger, dwergmuis, watersnip, sprinkhaanzanger
4 dieren van grote heide-, duin- en graslandcomplexen gladde slang, tapuit, levendbarende hagedis, roodborsttapuit, adder
5 dieren van schraal grasland aardbeivlinder, veldkrekel, veldparelmoervlinder, kleine parelmoervlinder, klaverblauwtje bruin dikkopje, grauwe klauwier
6 dieren van kleinschalige structuurrijke heiden blauwvleugelsprinkhaan, gentiaanblauwtje, groentje, heideblauwtje, heivlinder, knopsprietje, kommavlinder, negertje, snortikker, heidesabelsprinkhaan, zadelsprinkhaan, levendbarende hagedis, roodborsttapuit, gladde slang, nachtzwaluw, boompieper, boomleeuwerik
7 dieren van voedselarme bos- en heidecomplexen nachtzwaluw, boomleeuwerik, boompieper, vleermuizen
8 dieren van lichtrijke bossen, mozaïeklandschappen, bosranden en zomen vliegend hert, Spaanse vlag, hazelmuis, eikelmuis, grote weerschijnvlinder, bont dikkopje, keizersmantel, kleine ijsvogelvlinder eikenpage, bruine eikenpage, hazelworm, gekraagde roodstaart, bonte vliegenvanger, goudvink, vleermuizen, gouden tor
9 dieren van structuurrijke, gesloten bossen middelste bonte specht, wespendief, zwarte specht, havik, appelvink, fluiter, bosuil, glanskop, goudvink, boomklever, houtsnip, matkop, nachtegaal, wielewaal, gewone bronlibel, vuursalamander, das, vleermuizen
10 moerasvogels porseleinhoen, roerdomp, lepelaar, woudaap, blauwborst, kwak, bruine kiekendief
11 dieren van vegetatierijke plassen platte schijfhoren, gevlekte witsnuitlibel, vroege glazenmaker, variabele waterjuffer, gaffelwaterjuffer, glassnijder, Kempense heidelibel, gevlekte glanslibel, knoflookpad, boomkikker, bittervoorn, snoek, zeelt, dodaars, zomertaling, slobeend, geoorde fuut
12 dieren van poelen vroedmeesterpad, kamsalamander, boomkikker
13 dieren van vennen, voedselarme vijvers en poelen heikikker, poelkikker, rugstreeppad, rugstreeppad, knoflookpad, maanwaterjuffer, speerwaterjuffer, noordse witsnuitlibel, venglazenmaker, venwitsnuitlibel, hoogveenglanslibel, gerande oeverspin

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 betreffende de subsidiëring van de planning, de ontwikkeling en de uitvoering van het geïntegreerd natuurbeheer.
Brussel, 14 juli 2017.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
G. BOURGEOIS
De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw,
J. SCHAUVLIEGE

Bijlage 2. Technische voorwaarden om een subsidie te verkrijgen voor de uitvoering van beheermaatregelen met het oog op het behoud en de verbetering van soorten
1° de subsidie voor de maatregel van pakket 5, vermeld in artikel 17, § 2, van dit besluit, kan worden verkregen als het onderhoud dusdanig wordt uitgevoerd dat op korte afstand van elkaar kleine plekken met kale bodem ontstaan en behouden blijven, waar regelmatig wordt geplagd, gechopperd en de opslag wordt verwijderd. Deze maatregel wordt gemiddeld één keer om de vier jaar uitgevoerd;
2° de subsidie voor de maatregel van pakket 6, vermeld in artikel 17, § 2, van dit besluit, kan worden verkregen als het terrein in kwestie ten minste op twee verschillende tijdstippen wordt gemaaid in een door het agentschap bepaald maairitme;
3° de subsidie voor de maatregelen van pakket 8, 9 en 10, vermeld in artikel 17, § 2, van dit besluit, kan worden verkregen als de poel gemiddeld één keer om de acht jaar wordt geruimd;
4° de subsidie voor de maatregelen van pakket 11 en 12, vermeld in artikel 17, § 2 van dit besluit, kan worden verkregen als:
a) de vijver regelmatig wordt afgelaten, namelijk minstens driejaarlijks voor een kleine vijver en minstens zesjaarlijks voor een grote vijver;
b) de vijver regelmatig wordt afgevist, namelijk volgens de frequentie, vermeld in a);
c) ecologisch verantwoorde visbepoting wordt toegepast conform de richtlijnen van het agentschap;
d) grachten worden geruimd;
e) in voorkomend geval de filters van de vijver worden gereinigd;
f) de vijver niet in gebruik is van een professionele viskweker.
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 betreffende de subsidiëring van de planning, de ontwikkeling en de uitvoering van het geïntegreerd natuurbeheer.
Brussel, 14 juli 2017.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
G. BOURGEOIS
De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw,
J. SCHAUVLIEGE



  Nieuwsflash
 
Overstroming van 5 - 22 november 2023 erkend als ramp: indienen vanaf 19/4/2024Lees meer
 
 
PFAS in het Vlaamse drinkwater Lees meer
 
 
Landbouwconjunctuur licht verbeterd ondanks natte weersomstandigheden Lees meer
 
 
Uiterste indieningsdatum en belangrijke data voor de verzamelaanvraag 2024 Lees meer
 
 
Brede weersverzekering 2024: aanvragen voor 30/4Lees meer
 
 
Infosessies stikstofdecreet Vlaamse overheid Lees meer
 
 
Na de natte winter: eerst de spade, dan de bewerking! Lees meer
 
 
Jachtwild - Seizoenen 2021, 2022 en 2023 Lees meer
 
 
Kunstmest uitsparen Lees meer
 
 
ILVO bouwt hoogtechnologische Feed Pilot Lees meer
 
 
Drones en AI in de strijd tegen aardappelziekteLees meer
 
 
Optimalisatie spuittechniek: tips voor duurzamer gebruik Lees meer
 
 
Plantgoedsubsidie? Dien je facturen vóór 30 april inLees meer