De voorzitter
De heer Ronse heeft het woord.
Axel Ronse (N-VA)
Minister, op uw initiatief hebben we het Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening-treindecreet (VCRO) goedgekeurd. Daarin staat een belangrijke bepaling waar wij als fractie erg achter staan, namelijk dat vergunningverlenende overheden bepaalde voorschriften van oude verkavelingen, ouder dan vijftien jaar, buiten beschouwing kunnen laten om zo meer ruimtelijk rendement mogelijk te maken. Ik heb hier in de commissie zelf nog het voorbeeld gegeven van een vriend van mij die in een verkaveling woont en zijn woning niet kan opsplitsen. Hij heeft 300 vierkante meter bewoonbare oppervlakte door zo'n oud verkavelingsvoorschrift, maar de VCRO geeft hem de mogelijkheid om aan het lokaal bestuur te vragen om de verkavelingsvoorschriften te overrulen om die woning op te splitsen en om ervoor te zorgen dat er twee gezinnen kunnen leven op dezelfde oppervlakte. Dat is dus goed.
Daarnaast blijft ook artikel 4.4.1 voor kleine afwijkingen in de VCRO bestaan, waarmee men ook vergunningen kan afleveren die in beperkte mate afwijken van de voorschriften, bijvoorbeeld voor bouwhoogte en bouwdiepte, bijgebouwen of materiaalgebruik.
Een aantal personen hebben mij iets raar gesignaleerd. Er is een openbaar onderzoek vereist voor kleine afwijkingen, maar voor het overrulen van die oude verkavelingsvoorschriften, ouder dan vijftien jaar, is dat niet vereist. Dat is toch wat raar.
Minister, klopt het dat er geen openbaar onderzoek vereist is om oude verkavelingsvoorschriften te overrulen, maar wel voor kleine afwijkingen?
Indien dit klopt, zult u dit zo behouden of zult u dit verschil wegwerken?
De voorzitter
Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege
Collega's, zoals de regering heeft beslist en het parlement heeft goedgekeurd, heeft de Codextrein bepaald dat de verkavelingsvoorschriften van een verkaveling, ouder dan 15 jaar, niet langer een weigeringsgrond vormen. Er kan dus gewoon een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen worden aangevraagd, zonder dat een afwijking gevraagd moet worden en zonder dat er eerst een bijstelling van de omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden moet worden verleend.
Verouderde verkavelingsvoorschriften kunnen op die manier buiten toepassing worden gelaten, waardoor projecten die leiden tot een kwaliteitsvolle verhoging van het ruimtelijk rendement kunnen worden vergund. Dit betekent niet dat de verkavelingsvoorschriften van oude verkavelingen ‘verdwijnen’: ze verliezen enkel hun dwingend karakter. Wie zich aan de verkavelingsvoorschriften houdt, heeft meer zekerheid over de uitkomst van de vergunningsaanvraag dan wie dit niet doet. Wanneer men de voorschriften van een verkaveling niet wenst te volgen, geldt de beoordeling van de goede ruimtelijke ordening, zoals bij elke andere aanvraag binnen woongebied.
Of er al dan niet een openbaar onderzoek georganiseerd moet worden, hangt af van de te volgen procedure: de vereenvoudigde of de gewone. Indien aan een van de voorwaarden van artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering inzake de Omgevingsvergunning voldaan is, moet de vereenvoudigde procedure worden gevolgd en is er geen openbaar onderzoek nodig. Dit zal het geval zijn wanneer het gaat om gebouwen van minder dan 20 meter hoog, gebouwen met een bruto grondoppervlakte van minder dan 500 vierkante meter. Indien niet aan een van de voorwaarden van voornoemd artikel 13 voldaan is, dan moet de gewone vergunningsprocedure worden gevolgd, en alleen dan is een openbaar onderzoek vereist. In de meeste gevallen is er op dit ogenblik dus geen openbaar onderzoek nodig wanneer oude verkavelingsvoorschriften buiten toepassing worden gelaten.
In uw tweede vraag wilt u weten of een wijziging van het uitvoeringsbesluit over de omgevingsvergunning wordt overwogen. U wijst erop dat wel een openbaar onderzoek is vereist voor ‘beperkte afwijkingen’ in toepassing van artikel 4.4.1 van de VCRO, terwijl op dit ogenblik voor meer ingrijpende werken in afwijking op de oude verkavelingsvoorschriften, meestal geen openbaar onderzoek nodig is.
In de logica van de VCRO en van het uitvoeringsbesluit over de omgevingsvergunning is steeds een openbaar onderzoek nodig wanneer wordt afgeweken van stedenbouwkundige voorschriften. Dit is niet alleen zo bij de ‘beperkte afwijkingen’, maar bijvoorbeeld ook bij afwijkingen van oude bijzondere plannen van aanleg (BPA), bij afwijkingen in functie van handelingen van algemeen belang en bij toepassing van de zonevreemde basisrechten voor zonevreemde constructies.
Het lijkt mij dus inderdaad aangewezen om ook een openbaar onderzoek op te leggen voor aanvragen waarbij oude verkavelingsvoorschriften buiten toepassing worden gelaten. Ik zal daarom opnemen dat bij de lopende wijziging van het Omgevingsvergunningsbesluit een aanpassing in die zin wordt doorgevoerd in artikel 13.
Het is een terechte vraag waaraan we zeker tegemoet kunnen komen. Dit is een samenvatting van het antwoord dat ik heb gegeven.
De voorzitter
De heer Ronse heeft het woord.
Axel Ronse (N-VA)
Minister, ik dank u voor de samenvatting want wat u vooraf zei, begreep ik niet goed. (Gelach)
Ik ben tevreden dat u dat zult aanpassen. Ik denk dat het belangrijk is voor mensen die in een verkaveling wonen. Ze gaan er allemaal van uit dat er een aantal voorschriften zijn, maar het is goed dat we afwijkingen op die oude voorschriften toelaten. Als het fundamentele afwijkingen zijn, moeten ze op zijn minst kunnen worden geconsulteerd en in de mogelijkheid worden gesteld om hun mening en visie te geven.
Het is zeer goed dat u gehoor geeft aan mijn vraag om in een aanpassing te voorzien.
De voorzitter
De heer Vandaele heeft het woord.
Wilfried Vandaele (N-VA)
Voorzitter, we hebben inderdaad met z'n allen een versoepeling goedgekeurd om ‘maatwerk’ toe te laten. Als men ziet dat in een bepaalde oude verkaveling of in BPA’s het ruimtelijk rendement duidelijk kan stijgen zonder een ramp te veroorzaken, dan moet dat kunnen. We hebben gezegd dat men inderdaad ‘kan’ afwijken. Wat ik op het terrein merk bij heel wat gemeentebesturen, is dat dat ‘kunnen’ als ‘moeten’ wordt geïnterpreteerd.
De mensen die een dossier hebben, zeggen tegen de schepen of de stedenbouwkundig ambtenaar: ‘Maar je kunt toch afwijken, waarom zou je het dan niet doen?’ Nog een reden waarom men dat ‘kunnen’ als ‘moeten’ gaat lezen, is dat men schrik heeft dat, als men in beroep gaat bij de deputatie, men het daar eventueel als gemeente toch verliest, ook op basis van ‘het kan’. We weten dat vroeger als bijvoorbeeld de gemeente niet afweek van de voorwaarden van een BPA, de deputatie dan niet kon beslissen in beroep om dat wel te doen. Nu kan dat wel. Nu is die afwijking op zich weg, de collega heeft het net gezegd. De deputatie heeft in beroep vrij spel om in te gaan tegen een beslissing van de gemeente. Ik vraag me af of dat de bedoeling was. We kunnen wel zeggen, ook in het regeerakkoord, dat we de gemeenten daar meer vat op te geven want zij staan er het dichtste bij. Stel dat de gemeente dat inderdaad kan en niet te dicht bij de kiezer staat om dat correct te doen, dan heb je nog het probleem dat een deputatie daar zomaar door kan fietsen. De intentie die we met zijn allen hadden om die gemeenten daar de regie te geven, kan in de beroepsprocedure onderuit worden gehaald. We hebben dat allemaal goedgekeurd, en bewust. De filosofie erachter is nog altijd de juiste. Maar ik vraag me af of het op het terrein zal werken zoals we het bedoeld hadden. Ik heb nu al het gevoel, en dat is al heel snel, dat dat misschien niet zo zal zijn.
De voorzitter
De heer Ceyssens heeft het woord.
Lode Ceyssens (CD&V)
Ik frons de wenkbrauwen een beetje bij het betoog van collega Vandaele. Laat me duidelijk zijn: ik heb begrip voor de vraag die collega Ronse stelt. Als het gaat over de grote afwijkingen, moeten we inderdaad misschien eens kijken of het niet nodig is om een openbaar onderzoek te organiseren zodat iedereen zich daarover kan uitspreken. Dat lijkt mij eigenlijk een redelijke vraag. Maar ik vind het straf, collega Vandaele, dat u dat zegt van een decreet dat we samen hebben goedgekeurd en dat volgens mij sinds 29 of 30 december 2017 van kracht is. Ik wil de eerste dossiers zien binnenkomen die daar nu over worden behandeld door schepencolleges, waarvoor nog een vergunning moet worden afgeleverd en waarvoor men eventueel dan in beroep kan gaan bij de deputatie. U gaat er hier vandaag al van uit dat de deputatie daar het maximum gaat uithalen en het gaat interpreteren als zijnde een verplichting om daarvan af te wijken. Ik denk dat dat toch een beetje op de zaken vooruitlopen is. We moeten opletten dat we hier niet alles opnieuw in vraag stellen waardoor we uiteindelijk terug bij de situatie van voor deze aanpassing komen, een aanpassing waarover we het allemaal eens waren dat er mogelijkheden moesten zijn in het kader van het ruimtelijk rendement en de ruimtelijke efficiëntie om afwijkingen te kunnen hebben in die oude verkavelingen met grote afstanden tot perceelsgrenzen en met beperkingen zoals maar één bouwhoogte of één woongelegenheid op een groot perceel. Ik zou er toch voor pleiten om dat niet allemaal weer in vraag te stellen, collega Vandaele.
De voorzitter
De heer Tobback heeft het woord.
Bruno Tobback (sp·a)
Voorzitter, op gevaar af van mij in het wespennest van een discussie tussen meerderheidspartijen te wagen, wat altijd een risico is, wil ik mij toch enigszins aansluiten bij de bezorgdheid van collega Vandaele. Ik kan me inderdaad voorstellen dat het wat vroeg is om voorbeelden te zien, maar ik herinner mij andere discussies die we gehad hebben over de beroepsbevoegdheid van de provincies in een aantal gevallen. Ik ken zelf meer dan genoeg voorbeelden waarbij die het bewuste en zeer goed geargumenteerde beleid van gemeenten volkomen doorkruiste vanuit overwegingen die totaal ondoorgrondelijk zijn. Ik deel dus de huivering van collega Vandaele ten opzichte van een aantal beroepsmogelijkheden van de provincies wel. Ik wil nog eens de suggestie herhalen om daar toch eens een grondig onderzoek naar te doen en te kijken naar manieren om de beoordelingsbevoegdheid toch enigszins aan banden te leggen.
Ik ben zeer blij met uw antwoord op de vraag van collega Ronse omdat ik denk dat het belangrijk is dat in alle omstandigheden de ruimtelijke ordening in Vlaanderen, waarbij de uitzondering altijd dichter is dan de toepassing van de regels in de geschiedenis, maximaal ook met de belangen van de omwonenden die niet de initiatiefnemer zijn, rekening wordt gehouden. We gaan te vaak voorbij aan die belangen om voorrang te geven aan de initiatiefnemer. Ik denk dat een openbaar onderzoek in dergelijke situaties meer dan aangewezen is. Ik wacht dus met spanning af hoe de aanpassing van het besluit er zal uitzien.
De voorzitter
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Lydia Peeters (Open Vld)
Voorzitter, ik was niet van plan het woord te nemen, maar het betoog van de collega noopt me ertoe om het standpunt namens onze partij mee te geven. Onze fractie staat nog altijd ten volle achter het principe dat wij in december hebben goedgekeurd en dat recent van kracht is, waarbij oude verkavelingsvoorschriften geen reden meer zijn om een weigering toe te staan. Ik heb in mijn gemeente nog een aantal verkavelingen waarvan sommige veertig jaar oud zijn of toch minstens twintig jaar oud, waar er nog altijd kavels groter dan 10 are zijn, zelfs kavels van 15 en 20 are. Ik denk dat we het er allemaal over eens waren dat wij van dergelijke grote kavels af willen en dat men dan op een eenvoudige wijze moet kunnen afwijken van die oude verkavelingsvoorschriften. Ik hoop dat nog altijd iedereen die stelling onderschrijft, ongeacht het moment dat het gaat over grotere gebouwen, want dan is automatisch al een openbaar onderzoek verplicht. Collega Vandaele, wij hebben het in onze gemeenten nog niet meegemaakt dat we nu al een beroep zouden krijgen tegen een vergunning waarbij er kan worden afgeweken van de oude verkavelingsvoorschriften. Voor er sprake kan zijn van een evaluatie, moeten we toch nog een aantal maanden verder zijn.
De voorzitter
Mevrouw Pira heeft het woord.
Ingrid Pira (Groen)
Collega Tobback, ik vind het geen wespennest. Ik vind deze discussie eerder plezierig. Ik neem er graag aan deel, hoewel ik oorspronkelijk ook niet van plan was om het woord te nemen. Het ontwikkelt zich tot een interessant debat. Collega Ronse, ‘chapeau’ dat u dat hebt gevonden. Ik vind het heel eerlijk van de minister dat ze daarop ingaat en zegt dat ze dat zal aanpassen. Dat is mooi parlementair werk, vind ik.
De Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening - Onroerend Erfgoed (SARO) had toch in zijn advies over dat specifieke artikel gezegd dat het niet nauwkeurig genoeg omschreven was. De bedoeling van het ruimtelijke rendement was niet duidelijk omschreven. Ik vraag me bij het zich ontwikkelen van de discussie af, als dat was gebeurd, of we misschien in een andere situatie zouden zijn geweest en er op het terrein niet zo veel interpretatiemogelijkheid was. Dat vraag ik me nu af.
Collega's van de meerderheid, ik kan alleen maar vaststellen dat jullie 86 amendementen hadden ingediend. U had er 87 moeten indienen. Maar collega Ronse heeft het goedgemaakt.
De voorzitter
Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege
Collega's, het meeste is al gezegd. Het was een heel specifieke vraag. Ik heb geantwoord dat ik dat zal aanpassen. Ik denk dat we dit allemaal in volle bewustzijn hebben goedgekeurd in het parlement, goed wetende wat de consequenties daarvan zouden zijn. Het lijkt me nog wat vroeg om daar al globale conclusies uit te trekken. Overal waar ik kom, is men eigenlijk wel heel tevreden met deze nieuwe regelgeving. Het lijkt me ook een beetje eigenaardig dat er nu al een massale toepassing van zou zijn en allerlei beroepen bij de deputatie. Ik denk dat het niet zo'n vaart zal lopen.
Collega's, het is wel zo dat wanneer een omgevingsvergunning wordt verleend, er altijd zal moeten worden gemotiveerd. Dat gebeurt bij de lokale besturen, dat gebeurt ook in beroep. Dat moet worden gemotiveerd. Het is niet zo dat men zomaar iets kan goedkeuren, en dat niet de toets van de goede ruimtelijke ordening zal moeten worden doorstaan. Ik denk dat er heel veel terechte vragen zijn op het terrein om te kunnen afwijken van oude verkavelingsvoorschriften om het ruimtelijk rendement te verbeteren. Ik ben ervan overtuigd dat dit een goede zaak is.
De voorzitter
De heer Ronse heeft het woord.
Axel Ronse (N-VA)
Dank u wel. Het is een hele boterham. Concluderend is het belangrijk dat we geen perverse neveneffecten krijgen van die terechte bepaling in het decreet, waar wij als fractie unaniem achter staan. Men mag geen misbruik maken van het feit dat men in functie van ruimtelijk rendement kan afwijken voor andere doeleinden. Dat is belangrijk. Er is de oproep van collega Vandaele om erop toe te zien dat dat niet zou gebeuren. Dat kan op eenvoudige manieren, bijvoorbeeld in opleidingen die nu worden gegeven aan ambtenaren.
Het feit dat de minister op mijn vraag nu toezegt om te bekijken om bij fundamentele afwijkingen van die oude voorschriften, sowieso een openbaar onderzoek te laten uitvoeren, zal de kans op misbruik van die afwijking voor ruimtelijk rendement een stuk doen afzwakken. Het feit dat de minister hierop ingaat, is zeker en vast een stap in de goede richting. Het zou nuttig zijn om over zes maanden via schriftelijke vragen of andere parlementaire instrumenten, bijvoorbeeld een gedachtewisseling in de commissie, na te gaan wat de impact is van die mogelijkheid die we hebben opgenomen in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) om effectief in functie van ruimtelijk rendement af te wijken van die oude verkavelingsvoorschriften. Ik ben blij dat het debat gevoerd is en dat er een stap in de goede richting wordt gezet.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.